print sitemap zoeken disclaimer contact

Actueel internationaal

Lucratief belang bij partiele buitenlandse belastingplicht

Het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat een expat-manager die onder de 30%-regeling kiest voor partiële buitenlandse belastingplicht (PBB) geen beroep kan doen op de doorstootoptie van art. 3.95b, lid 5 Wet IB 2001. Het voordeel uit zijn indirect gehouden management-belang kwalificeert daarom als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW) in box 1 en niet als aanmerkelijk-belang­inkomen in box 2. Het Gerechthof kwam tot een andere conclusie dan de rechtbank, in dit artikel geven wij een toelichting.

In het FD wordt deze uitspraak ook behandeld. Volgens het FD gaat het in deze procedure om de oud directeur van Action die alsnog ruim 13 miljoen belasting moet betalen over zijn bonus. Het NRC schreef in 2024 ook een artikel over deze kwestie. De belastingheffing van managers bij private equity bedrijven over hun bonussen of aandelen ligt al vrij lang onder een vergrootglas. De tweede kamer heeft in 2024 al een motie aangenomen waarbij dergelijke rendementen zwaarder moeten worden belast. Ook is recentelijk een motie voorbij gekomen die een nieuwe maatregel in 2026 mogelijk moet maken.

Wat is de lucratief-belangregeling?

De lucratief-belangregeling belast voordelen uit vermogensrechten met een disproportionele hefboom (> 1:10) in box 1. Indien het aandelenbelang indirect wordt gehouden via bijvoorbeeld de persoonlijke holding (middellijk gehouden), bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor de doorstootverplichting van artikel 3.95b lid 5 wet IB 2001. Als gebruikt wordt gemaakt van deze doorstootverplichting is de aandeelhouder verplicht ten minste 95% van de verkregen voordelen door uit te keren via box 2. Een uitgebreide toelichting op definities, voorwaarden en praktijkvoorbeelden vindt u in dit artikel. Jongbloed Fiscaal Juristen

Wat is de 30-%-regeling en partiële buitenlandse belastingplicht?

De 30-%-regeling staat werkgevers toe om expats een belastingvrije vergoeding (30 % van het loon) te geven voor extraterritoriale kosten. Wie aan de voorwaarden voldoet, kan op grond van art. 2.6 Wet IB kiezen voor partiële buitenlandse belastingplicht: men blijft binnenlands belastingplichtig voor box 1, maar wordt in box 2 en box 3 behandeld als buitenlands belastingplichtige. Wilt u meer weten over de partiële buitenlandse belastingplicht of de 30% regeling, dan kunt u dit artikel raadplegen

Uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake lucratief belang bij buitenlandse belastingplicht

De lijn in de lagere rechtspraak was aanvankelijk gunstig voor belastingplichtigen die de partiële buitenlandse belastingplicht (PBB) combineerden met de doorstootoptie van artikel 3.95b, vijfde lid, Wet IB 2001. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelde op 5 januari 2024 dat – waar in het betreffende jaar uitkeringen uit een middellijk gehouden lucratief belang voor ten minste 95% naar privé waren doorgestuurd – inkomenuit aanmerkelijk belang was “genoten” in de zin van artikel 3.95b, lid 5. De rechtbank verbond aan het woord “genieten” geen aanvullende eis dat dit inkomen óók tot de Nederlandse heffingsgrondslag moest behoren.

Rechtbank Noord-Holland kwam op 19 maart 2024 tot een vergelijkbaar resultaat: de belastingplichtige had – ondanks dat het PBB regime van toepassing was – rechtsgeldig gekozen voor toepassing van de doorstootregeling, en de inspecteur had het voordeel uit het lucratief belang ten onrechte in box 1 betrokken. De kern van die benadering is dat het keuzeregime van artikel 3.95b lid 5 wet IB 2001 autonoom werkt: als 95% van de voordelen daadwerkelijk wordt doorgestoten, is aan de wettelijke eis voldaan en resteert geen ROW-heffing.

Het Hof Amsterdam doorbrak deze lijn in zijn arrest van 3 juli 2025. Het Hof vertrekt weliswaar, net als de rechtbanken, vanuit de kwalificatie “lucratief belang”, maar legt daarbij het voorwaardelijke karakter van de doorstootregeling centraal: de tekst van artikel 3.95b, lid 5, veronderstelt dat het corresponderende voordeel óók als inkomen uit aanmerkelijk belang tot de Nederlandse belastinggrondslag kan behoren. Bij partiële buitenlandse belastingplicht is dat niet het geval wanneer het belang (in onderhavig geval) via een buiten Nederland gevestigde vennootschap wordt gehouden; box 2-inkomen uit zo’n buitenlandse bron is bij een partiële buitenlandse belastingplicht niet in Nederland belastbaar. Gevolg: de doorstootoptie is in deze constellatie niet mogelijk, zodat het voordeel uit het lucratief belang (weer) in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden wordt belast.

Gevolgen voor de praktijk bij 30% regeling en lucratief belang

Het hof redeneert breed: als het voordeel via een buitenlandse vennootschap niet tot de Nederlandse box-2-grondslag behoort, is doorstoot onmogelijk. Die redenering raakt niet alleen expats die opteren voor partiële buitenlandse belastingplicht, maar óók reguliere buitenlands belastingplichtigen met een vergelijkbare managementparticipatie. Voor bestaande 30% regelingen geldt de partiele buitenlandse belastingplicht nog (tot en met 2026) voor nieuwe gevallen geldt deze regeling niet meer.

Noot fiscaal jurist inzake lucratief belang en 30% regeling

Het Hof is duidelijk: de doorstootregeling van art. 3.95b, lid 5, is geen autonoom keuzerecht maar functioneert alleen als het voordeel ook daadwerkelijk tot de Nederlandse box-2-grondslag kan behoren. Bij partiële buitenlandse belastingplicht ontbreekt die grondslag en resteert box-1-heffing. Dat sluit aan bij de ratio van de lucratief-belangregeling en voorkomt een nihil situatie door samenloop van faciliteiten.

Voor de praktijk een belangrijk arrest waarbij in nieuwe participaties nagedacht moet worden hoe wordt omgegaan met mogelijke box 1 heffing in participatie en exit documentatie. Verder is belangrijk om bestaande situaties opnieuw te beoordelen. Hoewel een beperkt aantal partiële buitenlands belastingplichtigen met een lucratief belang opteren voor de doorstootverplichting zijn er aanzienlijk meer ‘gewone’ buitenlands belastingplichtigen waarop de uitspraak invloed kan hebben.

Mocht u vragen hebben over partiële buitenlandse belastingplicht, de 30% regeling, lucratief belangregeling of heeft u een ander fiscaal vraagstuk? Neem dan gerust contact op met één van onderstaande auteurs.

Bronnen

Rechtbank Zeeland West Brabant 5 januari 2024 ECLI:NL:RBZWB:2024:60

Rechtbank Noord-Holland 19 maart 2024 - ECLI:NL:RBNHO:2024:3177.

Gerechtshof Amsterdam 3 juli 2025 - ECLI:NL:GHAMS:2025:1746.

Deel deze pagina

Laatste update op 12-08-2025
Artikel gemaakt op 12-08-2025
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Landendesk Actueel internationaal Lucratief belang bij buitenlandse belastingplicht

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap