print sitemap zoeken disclaimer contact

Jongbloed Dakar Team

Jongbloed Dakar Team

Formeel belastingrecht

Geen navordering bij beoordelingsfout Belastingdienst

Zodra u een definitieve aanslag krijgt opgelegd, moet u erop kunnen vertrouwen dat deze aanslag inderdaad definitief is. Het zou afdoen aan uw rechtszekerheid als te pas en te onpas nog bedragen konden worden nagevorderd. Toch is navordering onder voorwaarden mogelijk. De inspecteur kan navorderen indien sprake is van een nieuw feit of indien de belastingplichtige te kwader trouw is geweest. Wij zien in de praktijk dat de Belastingdienst relatief snel naar het middel van navordering grijpt. Soms terecht, maar soms ook niet. In een recente zaak bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch kwam de vraag aan de orde of de belastingplichtige te kwader trouw was geweest. In dit artikel gaan wij in op deze uitspraak.

Wat ging vooraf aan de navordering van de Belastingdienst?

Het betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2012. De belastingplichtige is tegen de navordering in bezwaar gegaan, maar dat heeft niet tot een ander oordeel geleid. Succes heeft belastingplichtige wél bij de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep namelijk gegrond, hetgeen voor de inspecteur reden is om in hoger beroep te gaan. Het gerechtshof begint, zoals gebruikelijk, met het vaststellen van de feiten en omstandigheden.

De belastingplichtige is op 1 oktober 2012 in Nederland komen wonen. Hij houdt alle aandelen in een pensioen bv en deze bv houdt alle aandelen in een vastgoed bv. Deze bv’s zijn allemaal in Nederland gevestigd. De belastingplichtige is eigenaar van een aantal onroerende zaken en deze zijn in december 2012 aan de vastgoed bv geleverd. In 2014 heeft de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd. De inspecteur is van mening dat sprake is van inkomen als gevolg van het ter beschikking stellen van vermogen en dat de waarde in het economisch verkeer sterk afwijkt van de waarde waarvoor de onroerende zaken zijn verkocht.

In privé vraag de belastingplichtige steeds om uitstel voor de aangifte 2012. Dit doet hij vanwege het lopende onderzoek en de impact daarvan op de uitkomst voor de aangifte 2012. Hij verwijst ook steeds naar de het lopende onderzoek. De inspecteur verleent het uitstel. Uiteindelijk doet de belastingplichtige aangifte en hij stuurt een afzonderlijke brief mee, waarin eveneens het lopende onderzoek wordt benoemd.

In december 2015 wordt de aanslag opgelegd, overeenkomstig de aangifte. De belastingplichtige laat deze aanslag aan de inspecteur zien. De inspecteur besluit echter in 2016 over te gaan tot navordering over 2012. Vast staat ook dat tussen de inspecteur die de controle verricht en degene die de aanslag heeft vastgesteld, overleg is gevoerd over deze kwestie. Uit dit contact komt ook naar voren dat de aangifte geblokkeerd had moeten zijn en de definitieve aanslag niet opgelegd had moeten worden. Er is voorts van alles gebeurd bij de Belastingdienst intern. Hierna een korte samenvatting.

De aangifte IB 2012 van belastingplichtige is geruime tijd geblokkeerd geweest wegens het lopende onderzoek. Toch heeft de aangifte vroegtijdig tot een aanslag geleid. De uitgeworpen aangifte is door een medewerker doorgezet naar het team buitenland. Deze heeft de aangifte versneld afgehandeld en niet inhoudelijk naar de posten gekeken. Dat komt volgens hem omdat dit type aangifte over het algemeen relatief gemakkelijk is en daarom ook zo wordt behandeld. Deze medewerker voelde zich niet geroepen om iedere post te controleren. Tot slot geeft hij aan dat het negeren van de blokkade niet aan hem verwijtbaar is. Uiteindelijk komt men tot de slotsom dat de aangifte handmatig is afgedaan, maar dat de uitworpreden inzichtelijk moet zijn geweest. Die is vervolgens niet gezien of bewust weggeklikt. Er is slechts sprake van uitvoering van beleid.

Aangifte wordt uitgeworpen maar geen nieuw feit

De Hoge Raad oordeelt in 2022 over een situatie dat een aangifte inkomstenbelasting (over 2012) wordt uitgeworpen in het systeem van de belastingdienst. De vraag is of de inspecteur zich kan beroepen op een nieuw feit als een aangifte door haar eigen systeem wordt uitgeworpen ter controle en de inspecteur er verder niet naar kijkt. Opmerkelijk is dat de Hoge Raad concludeert dat de inspecteur zich gewoon kan beroepen op een nieuw feit dat navordering kan opleveren. Dit arrest is eigenlijk een bevestiging van de "niet onwaarschijnlijke mogelijkheid" zoals opgenomen in artikel 16 AWR (lid 2 letter c). De criteria die bepalen dat een aangifte moet worden uitgeworpen zijn kennelijk niet direct relevant voor een onderzoeksplicht voor de inspecteur. De belastingplichtige had wellicht een brief aan de Belastingdienst moeten sturen waarin hij of zij het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden zou toelichten, als dit zou zijn gebeurd dan is er geen sprake van een nieuw feit. De onderzoeksplicht van de inspecteur is altijd een feitelijke aangelegenheid. Het is dus cruciaal dat belanghebbende alle feiten juist en volledig in beeld heeft. De Hoge Raad deed op 15 juni 2018 ook een uitspraak, in deze uitspraak (arrest) moest de inspecteur wel een onderzoek instellen als een aangifte wordt uitgeworpen. In deze casus werden er door de inspecteur wel vragen gesteld, in de casus uit 2022 niet.

Geschil bij navordering door de Belastingdienst

Zoals aangegeven, is voor navordering een nieuw feit of kwade trouw vereist. Dat van een nieuw feit geen sprake is, daar zijn partijen het wel over eens. De inspecteur meent echter dat de belastingplichtige te kwader trouw is en dat sprake is van een fout. Daarmee bedoelt de inspecteur dat sprake is van een fout die de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Ook dan mag namelijk tot navordering worden overgegaan. De belastingplichtige is het hier (uiteraard) mee oneens.

Gerechtshof over de navordering door de Belastingdienst

De discussie richt zich dus op de vraag naar kwade trouw en de aanwezigheid van een kenbare fout. Het gerechtshof beschrijft eerst de regel met betrekking tot de kwade trouw. Indien de belastingplichtige ten aanzien van een feit aan de inspecteur opzettelijk onjuiste gegevens of inlichtingen verstrekt of deze juist onthoudt, dan is sprake van kwade trouw. Daarbij is wel vereist dat de belastingplichtige bij het doen van de aangifte weet dat zijn opgaaf van gegevens leidt tot een aanslag met een te laag bedrag. De inspecteur is degene die hierbij de bewijslast draagt. Hij meent aan deze bewijslast te voldoen, door op te merken dat de belastingplichtige uit een brief had moeten afleiden dat de waarde die bij de vastgoedtransactie werd gebruikt sowieso te hoog was. Dat ziet de inspecteur als voldoende reden voor de kwade trouw. Daarbij zou ook meetellen dat de aangifte die is ingediend, is ingediend met aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting wordt geheven.

Het gerechtshof is het hiermee oneens. De inspecteur heeft de kwade trouw niet voldoende aannemelijk gemaakt. De toetsing op kwade trouw moet plaatsvinden naar de gedragingen bij het indienen van de aangifte waarbij informatie is verstrekt. Bij het doen van de aangifte heeft deze belastingplichtige steeds uitstel aangevraagd wegens het lopende onderzoek en toen hij geen uitstel meer kreeg, heeft hij een begeleidende brief meegestuurd. Dat de belastingplichtige belastingheffing wil vermijden is een onjuiste conclusie van de inspecteur. Het tegenovergestelde is eerder waar. De inspecteur had met een extra handeling bekend kunnen zijn met de gehele inhoud van de begeleidende brief. Dit punt van de inspecteur wordt dus niet gevolgd en dat is onzes inziens niet meer dan terecht.

De vraag is dan hoe het gerechtshof aankijkt tegen het argument dat sprake is van een fout die de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is. Hierover oordeelde de Hoge Raad reeds dat het begrip ‘fout’ ruim bedoeld is. Het betreft iedere misslag die bij de Belastingdienst optreedt in de aanslagregeling, zoals schrijf-, reken-, overname- en intoetsfouten. Het kan echter ook fouten betreffen als gevolg van een geautomatiseerde verwerking van de aangifte. Aan het foutbegrip zit echter ook een grens. Het is niet de bedoeling dat beoordelingsfouten herstelbaar zijn. Beoordelingsfouten zijn fouten als gevolg van een verwijtbaar onjuist inzicht bij de inspecteur. Navordering is dan niet mogelijk.

Het gerechtshof stelt vast dat de inspecteur veel informatie had. Vervolgens zijn intern een aantal meldingen verzonden / ontvangen. Deze meldingen zien er juist op dat aangiften door het geautomatiseerde systeem worden afgedaan. Nadat een medewerker de aangifte heeft geselecteerd, is gekozen voor een versnelde regeling. Nergens is actie ondernomen en de aangifte heeft geleid tot een aanslag. Er is sprake van een beoordelingsfout. De inspecteur die de uitgeworpen aangifte te zien kreeg, had moeten weten waarom de aangifte is uitgeworpen. De systemen waarin de informatie zich bevindt, zijn niet geraadpleegd. Raadpleging zou ertoe hebben geleid dat de inspecteur met alle informatie over het lopende onderzoek bekend was. Het niet raadplegen is aan te merken als een beoordelings- of inschattingsfout. Navordering is dan niet mogelijk. De navorderingsaanslag kan niet overeind blijven.

Fiscaal-jurist over beoordelingsfouten en navordering door Belastingdienst

Navordering is een middel dat in de praktijk veel wordt gebruikt. Soms terecht, maar soms ook onterecht. De inspecteur vindt over het algemeen al snel dat sprake is van een nieuw feit of kwade trouw, maar de rechtspraak is hier gelukkig terughoudender in. Dat geldt ook voor het argument dat sprake is geweest van een ‘kenbaar’ foutje. Indien u wordt geconfronteerd met een navorderingsaanslag, is het daarom raadzaam een specialist te raadplegen.

Wat deze zaak bijzonder maakt is dat er intern bij de Belastingdienst dingen niet goed zijn gegaan. Deze aangifte had eigenlijk niet afgedaan mogen worden zoals is geschied. Dit wordt echter niet toegegeven; de belastingplichtige moet immers tot aan het gerechtshof procederen om het gelijk te halen dat hij verdient. Het is nu te hopen dat geen cassatie wordt ingesteld tegen deze uitspraak van het hof, die onzes inziens terecht is. Waar gewerkt wordt, worden immers fouten gemaakt, ook beoordelingsfouten.

Neem gerust eens vrijblijvend contact op met één van onderstaande auteurs indien u met navordering wordt geconfronteerd.

Uitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2021:2006

Deel deze pagina

Laatste update op 16-05-2022
Artikel gemaakt op 15-07-2021
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Kennisbank Formeel belastingrecht Geen navordering bij beoordelingsfout Belastingdienst

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap