Geen onzakelijke lening bij verstrekte lening door minderheidsaandeelhouder
Gelukkig zijn er ook nog uitspraken waarbij geen onzakelijke lening wordt geconstateerd. In het onderstaande arrest is door de Hoge Raad geoordeeld dat de lening die belastingplichtige aan zijn werkgever heeft verstrekt niet is aan te merken als deelnemerschapslening en ook niet als onzakelijke lening.
Handreiking belastingdienst inzake onzakelijke lening tussen gelieerde partijen
Binnen de Belastingdienst is een handreiking opgesteld waarin aandacht wordt besteed aan de bepaling van de omvang van de bevoordeling bij het verstrekken van een onzakelijke lening aan een bv. Deze handreiking is specifiek bedoeld voor het bepalen van de omvang van de gift die besloten ligt in het verstrekken van een lening met onzakelijke voorwaarden of een onzakelijke lening en het bedrag dat op grond van de Successiewet verschuldigd is. De handreiking van 16 pagina's kunt u hier raadplegen.
Beschrijving feiten
Belastingplichtige was werkzaam (financieel directeur) bij zijn werkgever, X B.V. Deze B.V. was niet echt winstgevend in de loop der jaren. In 2007 heeft X B.V. een grote opdracht verworven waardoor er extra geld benodigd was binnen X B.V. Belastingplichtige verwerft in 2008 een minderheidspakket aandelen in X B.V. voor een prijs van € 1 en verstrekt daarnaast een lening van € 300.000 aan X B.V. (als werkkapitaal zijnde). De andere 2 directieleden kopen ook een minderheidspakket aandelen en verstrekken tevens € 300.000 als lening zijnde. Verder heeft de grootaandeelhouder zijn lening van € 1,8 miljoen omgezet in een lening waarop dezelfde voorwaarden van toepassing zijn als op de lening van de directieleden.
Belastingplichtige zijn dienstbetrekking eindigt in 2011 waarbij hij zijn aandelen verkoopt voor € 1 en zijn lening verkoopt voor € 30.000. Als gevolg van de verkoop van de lening voor € 30.000 lijdt belastingplichtige een verlies van ruim € 330.000 (inclusief rente).
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de lening die X aan E B.V. heeft verstrekt, niet is aan te merken als een deelnemerschapslening. Ook is de lening volgens de Hoge Raad niet aan te merken als een onzakelijke lening. De Hoge Raad verwerpt hierbij de stelling van de Staatssecretaris dat de door de Hoge Raad ontwikkelde criteria ten aanzien van de deelnemerschapslening materieel moeten worden beoordeeld. Ten aanzien van de stelling van de Staatssecretaris dat er sprake is van een onzakelijke lening, wijst de Hoge Raad erop dat er geen sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in het arrest van 28 februari 2014. In casu hebben de toe te treden minderheidsaandeelhouders, onder wie de belastingplichtige, namelijk geld aan de debiteur verstrekt terwijl de meerderheidsaandeelhouder bij gelegenheid van die toetreding dat niet heeft gedaan. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Hof[1].
Zoals ook maar weer uit bovenstaand arrest blijkt zijn de exacte feiten en omstandigheden van wezenlijk belang voor de fiscale kwalificatie van een lening dan wel de afwaardering hiervan. Laat uw fiscaal jurist de kwalificatie beoordelen bij een eventuele discussie.
Procedure inzake afboeken vordering en foutenleer
X BV koopt in 2002 de aandelen in 2 deelnemingen via een overname holding. De koopsom wordt door X BV geleend aan de overname holding (1 miljoen euro). De 2 gekochte deelnemingen gaan in 2003 failliet. Een deel van de vordering wordt afgeboekt. In 2015 wordt de volledige vordering kwijtgescholden, de afboeking wordt in 2016 genomen. Het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden d.d. 26 september 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:8228 is van mening dat de vordering mag worden afgeboekt, een deel van de vordering blijft echter staan en wordt later afgeboekt (op grond van de foutenleer). Volgens het gerechtshof was niet sprake van een onzakelijke lening. Of sprake is van een onzakelijke lening dient te worden beoordeeld naar het moment van het aangaan van de lening, met dien verstande dat een zakelijke lening gedurende haar looptijd als gevolg van onzakelijk handelen van de crediteur alsnog een onzakelijke lening kan worden. De bewijslast dat bij het moment van aangaan of gedurende de looptijd sprake is (geworden) van een onzakelijke lening rust op de Inspecteur (Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:645). Over deze restant vordering gaat de procedure bij de Rechtbank.
X BV wil een vordering op haar dochteronderneming van ruim € 850.000 in 2016 afboeken. De inspecteur stelt dat dit te laat is en dat dit in 2015 had moeten plaatsvinden, subsidiair stelt de inspecteur dat de afboeking te hoog is omdat in de vordering ook rente is opgenomen. De Rechtbank Gelderland doet op 21 november 2024 (ECLI:NL:RBGEL:2024:8157) uitspraak. X BV heeft de vordering in 2015 kwijtgescholden en mag op grond van de foutenleer alsnog in 2016 de afboeking ten laste van de winst brengen, de rente is ook aftrekbaar (zie hiertoe ook Hoge Raad 15 juli 2022 ECLI:NL:HR:2022:1086).
[1] Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat er geen sprake is van een bodemlozeputlening. Het Hof overweegt hierbij dat X ten tijde van het verstrekken van de geldlening nog niet eerder geld had geleend aan E B.V., en ook geen aandelen hield in E B.V. Volgens het Hof is het dan ook volstrekt onaannemelijk dat het op dat moment duidelijk was dat de hoofdsom nimmer zou worden terugbetaald. Ook is er geen sprake van een deelnemerschapslening of een onzakelijke lening.