print sitemap zoeken disclaimer contact

Jongbloed Dakar Team

Jongbloed Dakar Team

Formeel belastingrecht

Rechtbank ziet af van zitting

Op grond van Europees en Nederlands recht hebben belanghebbenden toegang tot onafhankelijke rechtspraak om besluiten aan te vechten. Binnen het belastingrecht gaat het dan met name om de voor bezwaar en beroep vatbare besluiten. De gebruikelijke gang van zaken is dat eerst in bezwaar wordt gegaan en daarna in beroep bij de aangewezen instantie (meestal de rechtbank). De rechtbank zal partijen uitnodigen voor een zitting en de partijen daar aanhoren / vragen stellen. Op die wijze kan de rechtbank op weloverwogen wijze tot een uitspraak komen. Dat gebeurt echter niet altijd. In het bestuursrecht, waar het belastingrecht een onderdeel van is, wordt de rechtsgang voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze wet bevat bepalingen die de bestuursrechter de mogelijkheid bieden om af te zien van een behandeling van de zaak ter zitting. De bestuursrechter dient prudent om te gaan met deze bevoegdheid. Wij behandelen verderop in dit artikel de situaties waarin de bestuursrechter van deze bevoegdheid gebruik mag maken.

Kortgeleden kon een belanghebbende weinig begrip opbrengen voor het aanwenden van de mogelijkheid tot het afzien van een zitting door de bestuursrechter. Hij meent dat de rechter ten onrechte gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid. Het Europees recht zou dit niet toestaan, aldus belanghebbende. De Hoge Raad heeft hierover op 18 juni 2021 uitspraak gedaan. Op die uitspraak gaan wij hierna in. Onderaan dit artikel treft u de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht waar deze bepalingen in zijn opgenomen alsmede een directe link naar de uitspraak van de Hoge Raad.

De mogelijkheid om af te zien van een zitting

De rechter kan besluiten af te zien van een mondelinge behandeling (zitting). Die bevoegdheid heeft hij in vier situaties:

  1. De bestuursrechter is kennelijk onbevoegd;
  2. Het beroep van belanghebbende is kennelijk niet-ontvankelijk;
  3. Het beroep van belanghebbende is kennelijk ongegrond;
  4. Het beroep van belanghebbende is kennelijk gegrond.

Het begrip kennelijk houdt in dat over de situatie waar de bestuursrechter de zaak onder schaart, redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is. De bestuursrechter dient van deze bevoegdheid uiteraard terughoudend gebruik te maken. In de zaak van deze belanghebbende ging het om een beroep op de kennelijke ongegrondheid van het beroep. In de uitspraak dient de bestuursrechter te wijzen op de mogelijkheid om in verzet te komen.

Verzet tegen het afzien van een zitting

De belanghebbende – maar ook het bestuursorgaan – kan tegen de uitspraak waarbij is afgezien van een zitting, in verzet gaan. Het verzet moet worden ingediend bij dezelfde rechtbank, doch wordt behandeld door andere rechters. De rechter dient bij het behandelen van het verzet altijd de indiener van het verzetschrift in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord op een zitting. Het horen mag alleen achterwege blijven indien de bestuursrechter meent dat het verzet gegrond is. Uiteraard kunnen ook de andere partijen gehoord worden op de zitting.

Een uitspraak op verzet kan drie vormen aannemen:

  1. Het verzet wordt niet-ontvankelijk verklaard;
  2. Het verzet wordt ongegrond verklaard;
  3. Het verzet wordt gegrond verklaard.

Indien het verzet gegrond wordt verklaard, valt de eerdere uitspraak weg en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Dit betekent dat de bestuursrechter opnieuw uitspraak moet doen, met inachtneming van de uitspraak op verzet. Het komt zelfs voor dat de bestuursrechter die het verzet behandelt, zelf uitspraak doet over het geschil. Dat kan alleen indien:

  1. Nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak; en
  2. De partijen in de gelegenheid zijn gesteld om op de zitting te worden gehoord; en
  3. Partijen op de zitting zijn gewezen op de bevoegdheid van de bestuursrechter om tevens uitspraak te doen op beroep.

Tegen de uitspraak op verzet staat cassatie open bij de Hoge Raad.

Is het afzien van een zitting in strijd met Europees recht?

Op grond van Europees recht heeft iedereen wiens rechten / verplichtingen worden geschonden recht op een doeltreffende, gerechtelijke voorziening. Dit uitgangspunt geldt uiteraard alleen indien het rechten / verplichtingen betreft die het Unierecht waarborgt. Tot de rechten die door dit uitgangspunt worden beschermd, behoort ook het recht om in een gerechtelijke procedure te worden gehoord. Het gehoord worden in een gerechtelijke procedure is daarmee een grondrecht van de Unie. Deze unierechtelijke grondrechten moeten duidelijk worden onderscheiden van de grondrechten die volgen uit de grondwet.

De unierechtelijke grondrechten zijn niet absoluut, dat wil zeggen: inbreuk maken op deze grondrechten is mogelijk. Het inbreuk maken op een grondrecht wordt ook wel ‘beperken’ genoemd. Beperken is mogelijk indien de beperking beantwoordt aan een doelstelling van algemeen belang. Voorts mag de beperking niet onevenredig en / of onduldbaar zijn. Tot slot moet het gekozen middel geschikt zijn om de beoogde doelstelling te bereiken en mag er geen minder vergaand middel mogelijk zijn. Het Europees recht bevat echter geen exacte definitie van wat wel / niet mogelijk is. Die beoordeling is aan de lidstaten.

Lidstaten zijn echter niet volledig vrij in hun doen en laten op dit gebied. Procedureregels mogen namelijk niet ertoe leiden dat de Europese regels (het Unierecht) in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk uit te oefenen is. Dit wordt het doeltreffendheidsbeginsel genoemd. De Hoge Raad dient dus te beoordelen of het afzien van een zitting in strijd komt met het doeltreffendheidsbeginsel.

Afzien van zitting in strijd met doeltreffendheidsbeginsel?

De Hoge Raad stelt eerst vast dat het afzien van een zitting ertoe leidt dat de belanghebbende niet wordt gehoord. De rechten van de verdediging worden daarmee beperkt. Het Europees recht legt echter geen verplichting op om altijd een zitting te houden. Uit eerdere rechtspraak over dit onderwerp komt naar voren dat het Hof van Justitie van de Europese Unie kijkt naar alle feiten en omstandigheden. Een zitting hoeft volgens het Hof in ieder geval niet te worden gehouden wanneer de zaak geen feitelijke of juridische vraagstukken oproept, die niet naar behoren kunnen worden opgelost op basis van het dossier en de schriftelijke stukken. Oftewel: de bepaling zoals het Nederlandse bestuursrecht – en dus ook belastingrecht – deze kent, is niet ontoelaatbaar en niet in strijd met het doeltreffendheidsbeginsel, aangezien het uitoefenen van rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk wordt gemaakt. Voorts is de bepaling verklaarbaar vanuit het oogpunt van een efficiënte proceseconomie. De Hoge Raad ontleent dit oordeel met name aan de volgende elementen:

  • Tegen een uitspraak waarbij is afgezien van een zitting kan verzet worden aangetekend;
  • De indiener van een eventueel verzetschrift wordt op verzoek gehoord, tenzij het verzet gegrond is;
  • De indiener van een eventueel verzetschrift wordt tevens gehoord indien de bestuursrechter die mogelijkheid aanbiedt. De bestuursrechter moet van deze mogelijkheid gebruikmaken in alle gevallen waarin de vereisten van een behoorlijk proces daartoe aanleiding geven.

Hoge Raad over deze casus

De Hoge Raad oordeelt dus dat de regeling om af te zien van een zitting niet in strijd is met Europees recht (Unierecht). Het oordeel van de rechtbank over deze specifieke zaak is in de ogen van de Hoge Raad niet gebaseerd op onjuiste rechtsopvattingen. Voorts zijn de motiveringen van de rechtbank niet onvoldoende of onbegrijpelijk. De uitspraak blijft dus in stand. Oftewel: de rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat uit de feiten duidelijk volgt dat het beroep geen kans van slagen heeft.

Advies bij fiscale procedures

Fiscale procedures zijn een specialiteit op zichzelf. Een gevleugelde uitspraak is dat gelijk hebben niet hetzelfde is als gelijk krijgen. In de praktijk zien wij dit ook vaak terug. Een procedure vereist een andere mentaliteit en een andere aanvliegroute dan bijvoorbeeld een vooroverleg. Laat u daarom bij procedures bijstaan door een fiscaal jurist met kennis van het formele belastingrecht, zodat een optimaal resultaat kan worden bereikt. Neem voor vragen gerust contact op met één van onderstaande auteurs.

Link naar arrest:

ECLI:NL:HR:2021:966

Wets- en verdragsartikelen

Art. 8:54 Awb
Art. 8:55 Awb

Art. 6 EVRM

Art. 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest)

Meer weten van rechtbank ziet af van zitting

Deel deze pagina

Laatste update op 29-06-2021
Artikel gemaakt op 21-06-2021
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Kennisbank Formeel belastingrecht Rechtbank ziet af van zitting

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap