Overdrachtsbelasting woning of niet-woning
De verkrijging vastgoed gaat altijd gemoeid met de heffing van omzet- en / of overdrachtsbelasting, eventueel van toepassing zijnde vrijstellingen daargelaten. De verkrijger van het vastgoed zal daarbij de verschuldigde belasting in rekening gebracht krijgen. Voor de overdrachtsbelasting kan de verkrijging van het vastgoed goedkoper uitpakken indien het een verkrijging van overdrachtsbelasting betreft. Sinds halverwege 2011 geldt voor woningen en de daarbij behorende aanhorigheden het verlaagde tarief van 2%, dit om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen.
De overdrachtsbelasting bedraagt wordt in 2023 verhoogd tot 10,4% (2021 en 2022: 8%). Op woningen is het tarief 2%. Voor starters op de woning markt (onder voorwaarden) zelfs 0%.
Woning of niet-woning
De discussie over de definitie woning speelt veelal bij ondernemers en beleggers en in mindere mate bij de koop van uw eigen woning. In het jaar 2017 heeft de Hoge Raad zich in een viertal zaken uitgesproken over de kwalificatie woning. Door de Hoge Raad zijn een aantal handvatten gegeven voor de beoordeling of wel of geen sprake is van een woning en acht het bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt niet relevant voor het begrip woning. Dat het begrip woning ruim uitgelegd dient te worden blijkt wel uit de volgende procedures. Zo werd de verkrijging in 2012 van een stadsvilla waarin een advocatenkantoor was gehuisvest en waarin ten tijde van de verkrijging geen badkamer of keuken zat, aangemerkt als een verkrijging van een woning. Hetzelfde geldt voor een boerderij die werd gekocht voor € 1,2 miljoen, deze boerderij was omgebouwd naar een kantoorruimte en werd ook als zodanig verhuurd. Ook in deze situatie was het verlaagde tarief van 2% van toepassing. De verkrijging door een belegger van een gedeeld eigendom in een pand waarin een tandartspraktijk werd gedreven (oorspronkelijk gebouwd als woning) mocht ook door als woning.
Onlangs werd nog geoordeeld dat een kazerne gebouwd in 1899 als woning kwalificeert, even daarvoor kreeg een klooster ook de stempel woning opgedrukt. Een interessante ontwikkeling waarvan we de komende periode nog het nodige zullen horen.
Gevoerde procedure Jongbloed Fiscaal Juristen
In een door Jongbloed Fiscaal Juristen gevoerde procedure is door de Rechtbank Gelderland op 8 september 2020 een uitspraak gedaan over de verkrijging van een woonboerderij. Daarbij was in geschil of de op hetzelfde kadastrale perceel bevindende gebouwen, betreffende een voormalige jongveestal, het achterhuis, een kapschuur, een varkensschuur en de daaraan dienstbaar zijnde erfkavel alsmede een weiland, onderworpen moesten worden aan het percentage van 6%. Daarbij is bij de levering 2% overdrachtsbelasting aangegeven en afgedragen. De Inspecteur heeft echter een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd op basis van een percentage van 6% over voornoemde opstallen, ondergrond en weiland. De Rechtbank heeft onze cliënt in het gelijk gesteld en de naheffingsaanslag vernietigd, bijkomend is nog dat de Rechtbank van mening is dat de Inspecteur een ambtshalve teruggave dient te verlenen, aangezien er een vrijstelling van toepassing is op de verkrijging van het weiland.
Gaat het voor wat betreft de overdrachtsbelasting niet over een woning, dan bedraagt het percentage 6%, althans tot 1 januari 2021. Op het moment van schrijven lijkt het ernaar uit te zien dat de kwalificatie woning en niet-woning vanaf 1 januari 2021 minder relevant wordt en het percentage afhankelijk wordt van de hoedanigheid van de koper van het vastgoed. Het zou dan ook zomaar kunnen zijn dat bovenstaande jurisprudentie met ingang van 1 januari 2021 niet meer relevant is.
Wilt u meer weten over overdrachtsbelasting? Neem dan contact op met de auteur van dit artikel.