Zakelijke rente aandeelhouderslening
In dit artikel behandelen wij een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam d.d 7 mei 2024 (ECLI:NL:GHAMS:2024:1920) en de Rechtbank Noord Holland d.d. 24 december 2024 (ingetrokken, hier te raadplegen). De aandeelhouder van een vastgoed BV woont in Israel en verstrekt een lening van 10 miljoen tegen 10% rente. De inspecteur is het hier niet mee. Volgens de inspecteur is 2,59% een zakelijke rente, het verschil is een uitdeling. Omdat de vastgoed BV tegen een lagere rente een financiering had kunnen krijgen is ook de rechtbank van mening dat de rente te hoog, de rechtbank stelt de rente vast op 4,25%.
Advies: Zakelijke rente voor intercompany leningen is volgens de belastingdienst 2,59%, dit speelde in 2014. Op dat moment was bedroeg de hypotheekrente 3 - 4% (5 jaar vast 3,28%). Dit is een aanwijziging voor lage rente inzake DGA lening en andere intercompany leningen (tussen BV's)
Civielrechtelijke aspecten aandeelhouderslening
Civielrechtelijk wordt een aandeelhouderslening doorgaans als een normale lening gezien, mits er sprake is van zakelijke voorwaarden (rente, aflossing, terugbetaling, zekerheid, schriftelijke vastlegging). In bepaalde gevallen kan een aandeelhouderslening worden aangemerkt als informeel kapitaal, dit speelt als de lening wordt verstrekt onder omstandigheden (voorwaarden) die niet gebruikelijk zijn voor een externe financier, bijvoorbeeld door geen zekerheden te vragen of bij het verstrekken van een lening met grotere risico's (lening aan een verliesgevende BV).
Fiscale aspecten van een aandeelhouderslening
Fiscaal gezien is de kwalificatie van een aandeelhouderslening van groter belang. Dit met name doordat een te hoge rente een uitdeling tot gevolg kan hebben maar er ook discussie kan ontstaan over de aftrekbaarheid van de betaalde rente en toepassing van anti misbruik bepalingen. Er kan sprake zijn van:
- Onzakelijke lening: een lening waarbij een onafhankelijke derde onder dezelfde voorwaarden de lening niet zou verstrekken. De rente is dan niet aftrekbaar en/of de afwaardering wordt verworpen (zie Gerechtshof Den Haag d.d. 31 januari 2024 ECLI:NL:GHDHA:2024:408) . Zie bijvoorbeeld Hoge Raad d.d. 25 november 2011 ECLI:NL:HR:2011:BN3442.
- Deelnemerschapslening: een lening die voldoet aan specifieke kenmerken zoals achterstelling of winstafhankelijk, zie als voorbeeld Gerechtshof Amsterdam d.d. 26 mei 2020 ECLI:NL:GHAMS:2020:1407 en Hoge Raad d.d 15 juli 2022 ECLI:NL:HR:2022:1086
- Schijnlening: een lening die feitelijk niet is bedoeld om terugbetaald te worden (fiscaal is dit dan kapitaal). Zie hiertoe Rechtbank Zeeland West Brabant d.d. 7 september 2023 ECLI:NL:RBZWB:2023:6250
- Schenking: een onzakelijke lening aan een gelieerde partij kan worden gezien als schenking. Zie Hoge Raad d.d. 5 april 2024 ECLI:NL:HR:2024:518
Tevens speelt bij bovenstaande artikel 10a van de Wet op de Vennootschapsbelasting, hierin in een renteaftrekbeperking opgenomen.
Noot fiscaal jurist inzake aandeelhouderslening
Aandeelhoudersleningen vereisen een zorgvuldige beoordeling van zowel civielrechtelijke als fiscale aspecten. De kwalificatie van een lening als schijnlening, deelnemerschapslening of onzakelijke lening heeft gevolgen voor de aftrekbaarheid van rente en de fiscale behandeling van de lening. Het is van belang om bij het verstrekken van aandeelhoudersleningen zakelijke voorwaarden te hanteren en deze goed vast te leggen, om ongewenste fiscale en juridische consequenties te voorkomen.
Aandeelhoudersleningen kwalificeren in beginsel als vreemd vermogen, doch verdienen in juridische zin dus bijzondere aandacht. Zowel de fiscale mogelijkheid van herkwalificatie naar eigen vermogen als het ontbreken van transparante documentatie binnen de jaarrekening kunnen leiden tot discussie over de aard en afdwingbaarheid van deze leningen. Hoewel een generieke verplichting tot het hanteren van een continuïteitstoets of achterstelling te ver voert, kunnen bepaalde ‘onzuivere’ vorderingen van aandeelhouders – zoals cumulatief opgelopen managementvergoedingen of niet-marktconforme rekening-courantposities – zodanig van karakter zijn dat een aanvullende toets op de aflossing (bijvoorbeeld op basis van art. 2:216 lid 2 BW) gerechtvaardigd is. De juridische kwalificatie vergt dan ook een casuïstische benadering waarbij de feitelijke verhoudingen, de herkomst van de schuld en de financiële positie van de vennootschap centraal staan.
Zijn er vragen of opmerkingen of een discussie met de inspecteur? Stuur ons gerust een e-mail