Hoge Raad: liquidatieverlies op Ierse dochtervennootschap aftrekbaar
Op 2 september 2021 oordeelde het Gerechthof in Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:1714) dat een liquidatieverlies van ruim €200 miljoen op een Ierse dochtervennootschap in Nederland aftrekbaar is. Op 21 maart 2025 oordeelde de Hoge Raad hetzelfde. In deze procedure van Aegon mag dus een liquidatieverlies van een Ierse dochtervennootschap in mindering worden gebracht op de Nederlandse winst. Het geschil draait om een aanslag vennootschapsbelasting over 2013 waarin de Belastingdienst van mening was dat sprake was van ‘enigerlei tegemoetkoming bij de belastingheffing ter zake van verliezen die bij de Plc onverrekend bleven’ waardoor het liquidatieverlies niet in mindering van de winst mocht worden gebracht. De Hoge Raad (en ook de feitenrechters) oordeelden in het voordeel van Aegon.
Wat is de liquidatieverliesregeling?
De deelnemingsvrijstelling voorkomt dat winsten die reeds bij de dochtervennootschap in de heffing zijn betrokken, nogmaals worden belast bij de moedervennootschap. Eveneens voorkomt de vrijstelling dat verliezen die op het niveau van de dochter zijn verwerkt, nogmaals in aanmerking worden genomen bij de moedervennootschap. Zonder de deelnemingsvrijstelling zou sprake kunnen zijn van dubbele heffing over dezelfde winst of dubbele aftrek van hetzelfde verlies.
De liquidatieverliesregeling (artikel 13d Wet op de Vennootschapsbelasting 1969) is een uitzondering op de deelnemingsvrijstelling. De liquidatieverliesregeling maakt het mogelijk om liquidatieverliezen op een deelneming fiscaal in aftrek te brengen. Dit betekent dat indien een deelneming wordt geliquideerd en de moedervennootschap lijdt daarbij een verlies dan mag dat verlies onder voorwaarden ten laste van de fiscale winst worden gebracht.
Let op!
De afgelopen jaren is de liquidatieverliesregeling aanzienlijk veranderd. Het geschil in onderhavige casus speelt zich af over belastingjaar 2013 waardoor de thans geldende voorwaarden kunnen afwijken ten opzichte van het onderhavige geschil.
Enigerlei tegemoetkoming lid 9 (thans lid 14, lid a)
Zowel onder de thans geldende wetgeving als in 2013 speelt de zinsnede ‘enigerlei tegemoetkoming bij de belastingheffing ter zake van verliezen die bij het ontbonden lichaam onverrekend zijn gebleven’ een rol. Indien aan de hiervoor genoemde voorwaarde wordt voldaan kan de liquidatieverliesregeling niet worden toegepast en kan dit niet in mindering worden gebracht op de Nederlandse vennootschapsbelasting. De bepalingbeoogt oneigenlijk gebruik van de liquidatieverliesregeling te voorkomen. Het is namelijk niet de bedoeling dat een buitenlands liquidatieverlies in Nederland in aftrek kan worden gebracht op het moment dat de inmiddels geliquideerde buitenlandse dochtervennootschap binnen een concern nog in aanmerking kan komen voor verliescompensatie.
Wat wordt verstaan onder ‘enigerlei tegemoetkoming’?
Uit parlementaire geschiedenis, beleid en jurisprudentie blijkt dat dit zeer ruim wordt uitgelegd. Als in het vestigingsland van de dochter bijvoorbeeld een group relief-regeling (hierover later meer) geldt waarmee verliezen aan groepslichamen kunnen worden overgedragen, dan wordt al aangenomen dat sprake is van ‘enigerlei tegemoetkoming’. Zelfs als die mogelijkheid niet is benut.
Group relief-regeling
De Ierse group relief-regeling is een verliesverrekening binnen een groep. De regeling maakt het mogelijk dat een vennootschap haar fiscale verliezen overdraagt aan een andere groepsmaatschappij, zodat deze de nog verrekenbare verliezen kan verrekenen met haar belastbare winst. Om de verliezen binnen de groep over te kunnen dragen gelden een aantal voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn:
- Er moet een groepsrelatie van minimaal 75% bestaan;
- De verliezen kunnen slechts worden overgedragen binnen hetzelfde belastingjaar.
Uitspraak Hoge Raad inzake internationaal liquidatieverlies
In de uitspraak van de Hoge Raad gaat het om een gelijkwaardige casus. Een Nederlandse moeder (Aegon) hield een belang in een Ierse Ltd. en Plc (vergelijkbaar met een NV in Nederland). Laatstgenoemde beschikte over verrekenbare verliezen en de Ltd. had een overschot. De Plc had in het verleden verliezen deels overgedragen (ruim € 115 miljoen) aan ander Iers groepslichaam met behulp van de ‘group relief-regeling’. De Plc had achteraf bezien nog € 650.000 meer verliezen kunnen overdragen. Voorts beschikte de Plc bij de ontbinding over nog eens € 110 miljoen aan verrekenbare verliezen. In 2013 werd zowel de Plc als de Ltd. geliquideerd en zijn hun vermogens vereffend. De activiteiten van beide vennootschappen waren nauw met elkaar verweven, waardoor het liquidatieverlies van de Plc en de liquidatiewinst van de Ltd. tezamen werd genomen. Dit resulteerde in een liquidatieverlies (lees: opgeofferd bedrag minus liquidatie-uitkering) van ruim € 202 miljoen en is in de Nederlandse aangifte vennootschapsbelasting ten laste van de winst gebracht.
Standpunt Inspecteur inzake liquidatieverlies
Volgens de inspecteur is niet voldaan aan de voorwaarde waardoor de Ierse group-reliefregeling niet is aan te merken als ‘enigerlei tegemoetkoming bij de belastingheffing ter zake van verliezen die bij het ontbonden lichaam onverrekend zijn gebleven’ en heeft het liquidatieverlies geweigerd.
Standpunt Hoge Raad inzake liquidatieverlies
De Hoge Raad boog zich allereerst over de vraag wanneer een liquidatieverlies in aanmerking wordt genomen. Dat tijdstip is niet eerder dan het moment waarop de vereffening van het lichaam is voltooid. Vervolgens rijst de vraag op welk moment moet worden beoordeeld of wordt voldaan aan de ‘niet-tegemoetkomingseis’. Dit is niet op te maken uit de wettekst maar uit de wetsgeschiedenis. Hieruit volgt dat de niet-tegemoetkomingseis moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de vereffening van het ontbonden lichaam is voltooid. Dit betekent dat bij de beoordeling buiten beschouwing kan blijven of de group relief-regeling voorafgaandaan het moment van liquidatie van de dochtervennootschap is toegepast
Het enkele feit dat in het verleden verliezen overdraagbaar waren, doet dus niet af aan de aftrekbaarheid van het liquidatieverlies indien ten tijde van vereffening geen recht op tegemoetkoming meer bestaat.
Dubbele verliesneming
Dit betekent dat door het bestaan van de Ierse group-reliefregeling ’dubbele verliesneming’ kan ontstaan, maar dat is inherent aan de liquidatieverliesregeling zoals deze in de wet is geïmplementeerd. Immers heeft de wetgever ervoor gekozen om het liquidatieverlies van de dochter vast te stellen op hetgeen de moedervennootschap heeft geïnvesteerd in haar dochtervennootschap (opgeofferde bedrag) en er niet voor heeft gekozen om het verrekenbare verlies van een dochtervennootschap als liquidatieverlies naar de moeder over te hevelen.
De omvang van de nog verrekenbare verliezen van de dochtervennootschap ten tijde van de liquidatie houdt dus geen verband met het bij de moedervennootschap in aanmerking te nemen liquidatieverlies. Door de liquidatieverliesregeling op deze wijze vorm te geven heeft de wetgever (mogelijk onbewust) het risico aanvaard dat verliezen dubbel in aftrek kunnen worden gebracht.
Noot fiscalist inzake liquidatieverlies
Ook uit deze uitspraak blijkt maar weer dat de liquidatieverliesregeling een zeer ingewikkelde regeling is, de AG stelt nog voor om de zaak opnieuw te verwijzen (hieraan gaat de Hoge Raad voorbij). De interpretatie van de wet in combinatie met de wetsgeschiedenis moest antwoord geven op de vraag of er sprake van enigerlei tegemoetkoming. Ook is de liquidatieregeling de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Hierbij valt te denken aan maximumbedragen, maar ook het moment van liquidatieverlies. De regeling kan bij een hoog opgeofferd bedrag nog tot een aanzienlijke aftrekpost leiden, maar dan is het wel van belang om vast te stellen of daadwerkelijk aanspraak bestaat op de liquidatieverliesregeling.
Ook nu luidt het advies weer: laat u goed adviseren! Heeft u een (dochter)vennootschap geliquideerd en bent u benieuwd naar de mogelijkheden om de liquidatieverliesregeling toe te passen? Schroom niet om contact op te nemen met één van de onderstaande adviseurs.
Bron liquidatieverlies
Rechtbank Den Haag d.d. 31 oktober 2019 ECLI:NL:RBDHA:2019:11878
Gerechthof Den Haag d.d. 2 september 2021 ECLI:NL:GHDHA:2021:1714
Conclusie AG d.d. 12 april 2022 ECLI:NL:PHR:2022:361
Hoge Raad d.d. 21 maart 2025 ECLI:NL:HR:2025:417