Echtscheiding en fiscale behandeling oudere pensioenen
- Gerechtshof zet een dikke streep door de beperking van de belastingaftrek op pensioenen na een echtscheiding.
- De procedure ging over pensioenen van lang geleden (voor 1 mei 1995).
- Het Gerechtshof Den Haag d.d. 13 mei 2025 (ECLI:NL:GHDHA:2025:861) is van mening dat Henk - die in 1992 is gescheiden van zijn vrouw Tamara - het aan zijn ex doorbetaalde pensioen tegen een tarief van 49,5% van zijn box 1 inkomen mag aftrekken. Volgens de belastingdienst was het tarief lager (tarief sinds 2020 is in stappen verlaagd, op dit moment (in 2025) slechts 37,48%.
- De belastingdienst kan nog in cassatie, we wachten maar eens af.
Pensioenbetaling bij echtscheiding voor Wet Verevening pensioenrechten bij een echtscheiding
Henk betaalt een deel van zijn pensioen door aan Tamara (zijn ex partner). Op grond van een wijziging in de inkomstenbelasting kan hij dit bedrag slecht aftrekken van zijn inkomen tegen een tarief van ruim 37%. Henk is van mening dat dit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het gerechtshof is dit met hem eens.
De man is gescheiden in 1992 (voor ingang wet verevening pensioenrechten). Er is overeengekomen dat hij een deel van zijn pensioenrechten zou verrekenen met zijn ex partner. Sinds de pensioenering voldoet Henk daarom een deel van zijn pensioenrechten aan zijn ex partner. Deze doorbetalingen brengt hij in aftrek voor de inkomstenbelasting als persoonsgebonden aftrek. Sinds 2020 wordt het maximale tarief voor deze betalingen (in box 1) gemaximeerd en wordt het stapsgewijs afgebouwd tot het laagste tarief. Aftrek was dus voordien tegen 49,5% en nu nog maar tegen een tarief van 37%.
Personen die op of na 1 mei 1995 zijn gescheiden hoeven hun pensioenrechten niet door te betalen, deze worden bij een echtscheiding al gesplitst en vervolgens door de verzekeraar aan de ex partner voldaan. Elke partner heeft dan dus een zelfstandig recht op een pensioen, zonder dat doorbetaling door de ex partner nog nodig is. Deze mensen hebben dus niets te maken met de tariefsdaling voor de persoonsgebonden aftrek. Henk is van mening dat het ongelijk wordt behandeld zonder dat hiervoor een rechtvaardiging aanwezig is.
Het gerechtshof Den Haag is het met Henk eens. Zijn situatie is goed te vergelijken met situaties die onder de Wet VPS vallen. In beide gevallen worden pensioenrechten die tot een gemeenschap van goederen behoren verdeeld tussen scheidende echtgenoten. In beide gevallen was het de bedoeling van de wetgever dat een echtgenoot die een deel van zijn pensioen moest afstaan, per saldo alleen over het deel dat hij overhield inkomstenbelasting zou betalen. De verdeling van het pensioen verloopt dan fiscaal neutraal. De tariefafbouw doorbreekt die neutraliteit en veroorzaakt een fiscaal nadeel in situaties zoals die van de man. De wetgever heeft dat niet onderkend en daarvoor geen rechtvaardiging gegeven. Het hof heeft ook geen andere rechtvaardiging kunnen vinden.
Noot fiscaal jurist inzake pensioenen bij echtscheiding
Bij een echtscheiding moeten op grond van de wet pensioenen worden verdeeld (indien scheiding na 30 april 1995). Scheidingen voor die dat datum vielen nog onder het Boon van Loon arrest . In deze uitspraak was er een discussie over een wetswijziging die ervoor zorgt dat een belastingplichtige slechter wordt behandeld dan personen die na 1995 zijn gescheiden. Het gelijkheidsbeginsel en een wetswijziging kunnen in sommige gevallen met elkaar in conflict komen. De rechter moet dan beoordelen of er een redelijke rechtvaardiging is voor de ongelijkheid. Omdat het gelijkheidsbeginsel in de grondwet is opgenomen zal een rechter hier altijd serieus naar kijken. De rechter zal dus beoordeleen of er een gerechtvaardigde reden is om een groep mensen anders te behandelen dan de andere groep mensen.