Boete bij navordering crypto
Om een juiste belastingaanslag vast te stellen, moet de Belastingdienst over voldoende en juiste informatie beschikken. Een belangrijke informatiebron voor de inkomstenbelasting is de aangifte. Als inkomen niet wordt aangegeven kan een boete worden opgelegd.
Als de Belastingdienst constateert dat bepaald inkomen niet is aangegeven kan direct bij de aanslag een boete (en soms gevangenisstraf) worden opgelegd. De Belastingdienst moet dan wel bewijzen dat het aan opzet van de belastingplichtige is te wijten dat de aangifte niet, dan wel onjuist of onvolledig is gedaan.
Als de Belastingdienst constateert dat bepaald inkomen niet is aangegeven, nadat de aanslag is vastgesteld, kan worden nagevorderd en daarbij een boete worden opgelegd. De Belastingdienst moet dan wel bewijzen dat het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de (eerste) aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
De Belastingdienst moet de feiten en omstandigheden aantonen waardoor buiten redelijke twijfel het beboetbare feit komt vast te staan. Bij twijfel moet de belastingplichtige het voordeel van die twijfel worden gegund. Dat noemen we ook wel “doen blijken”.
Geen nieuw feit dus geen navorderingsaanslag
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt op 5 juni 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:3526) dat de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2020 en de belastingrentebeschikking onterecht aan belanghebbende (X) zijn opgelegd. De inspecteur beschikte namelijk niet over een nieuw feit en maakte een beoordelingsfout.
- Henk diende op 29 maart 2021 zijn aangifte IB 2020 in met een belastbaar inkomen van € 68.422.
- De inspecteur stelde op 13 augustus 2021 een onderzoek in naar de aangifte IB 2019 van Henk, wat op 11 maart 2022 leidde tot een correctie.
- Desondanks werd de definitieve aanslag IB 2020 op 18 maart 2022 automatisch vastgesteld, zonder rekening te houden met deze eerdere correctie.
- Op 30 mei 2022 ontving de inspecteur nadere gegevens vanuit Luxemburg, waarna op 21 juni 2022 een navorderingsaanslag werd opgelegd voor een inkomen van € 87.293, inclusief € 1.030 belastingrente.
Er is geen nieuw feit, omdat de inspecteur bij het vaststellen van de oorspronkelijke aanslag IB 2020 het dossier had moeten raadplegen. Daaruit bleek al dat de aangifte onjuist was (correctie 2019). Er is geen sprake van een kenbare fout, omdat de inspecteur een verwijtbare beoordelingsfout maakte. Hij had maatregelen moeten nemen om automatische verwerking van de aangifte 2020 te voorkomen. De rechtbank vernietigt zowel de navorderingsaanslag IB 2020 als de belastingrentebeschikking van Henk. De inspecteur had zijn controledossier beter moeten benutten en de aanslag zorgvuldiger moeten opleggen.
Bewust afgezien van loon en boete
Voor een directeur-grootaandeelhouder (DGA) geldt de gebruikelijk-loonregeling van artikel 12a Wet op de Loonbelasting. Op grond daarvan moet ten minste € 56.000 (2024) als loon worden genomen als voor de eigen BV wordt gewerkt. Die bepaling geldt ook voor de partner van de DGA (als die voor de BV werkt).
In een recente casus had meneer een marketing adviesbureau waarvoor hij en zijn partner werken. Op zich lopen meneer en mevrouw dan allebei tegen de gebruikelijk-loonregeling aan. Beiden hebben die regeling niet toegepast en geen inkomen in hun aangifte inkomstenbelasting verantwoord.
De Belastingdienst meende dat sprake was van opzet en legde vergrijpboetes op.
Bewust onjuiste aangifte en vergrijpboete
Het gerechtshof stelde vast dat er sprake was van een aanmerkelijk belang in de BV en dat voldoende middelen in de BV aanwezig waren en dat ter onrechte geen loon is aangegeven. Het Hof oordeelt dat uit een boekenonderzoek van de Belastingdienst blijkt dat – aanzienlijke – bedragen aan het vermogen van de BV zijn onttrokken (en er dus voldoende solvabel was om loon te betalen) en dat de Belastingdienst overtuigend heeft aangetoond dat meneer en mevrouw bewust hebben afgezien van loon van de BV en dat zij daardoor wisten dat te weinig belasting zou worden geheven. Door geen loon van de BV in aanmerking te nemen hebben zij volgens het Hof willens en wetens onjuiste aangiften gedaan om dit inkomensbestanddeel uit het zicht van de fiscus te houden, waardoor te weinig belasting is geheven. De boete is daarmee terecht.
Wist of behoorde te weten van onjuiste aangifte
Ten aanzien van meneer volgt de Hoge Raad het oordeel van het gerechtshof. Die moet dus op de blaren zitten. Voor mevrouw pakt het (voorlopig) gunstiger uit. De Hoge Raad bepaalt dat voor het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte, door daarin niet een gebruikelijk loon aan te geven, nodig is dat mevrouw wist dat zij een aanmerkelijk belang houdt in de BV voor welke zij, zonder beloning, arbeid verricht. Dat is niet door het gerechtshof vastgesteld. Het feit dat mevrouw op grond van artikel 4.6, aanhef en letter a, Wet IB 2001(een wetsfictie) een aanmerkelijk belang in de BV had, impliceert niet dat zij dat ook wist.
Een ander gerechtshof moet nu bepalen of mevrouw wist dat zijn aanmerkelijkbelanghouder was. Kennelijk kan de Hoge Raad wel leven met het (impliciete) oordeel van het gerechtshof dat mevrouw wel wist dat de BV voldoende solvabel was. Mevrouw is nog niet definitief van de boete verlost maar de vraag is hoe kan worden vastgesteld dat zij van haar aanmerkelijkbelanghouder-schap wist.
Opmerking fiscaal jurist inzake verzwegen of vergeten inkomen of vermogen
De laatste jaren trekt de Hoge Raad steeds scherpere lijnen als het gaat om het opleggen van een vergrijpboete. Het bewijs ligt duidelijk bij de Belastingdienst en is zwaar. Dat is meer dan terecht. Is er sprake van opzet of een onjuist advies?
Laten we het genderneutraal formuleren. Bij het bestrijden van een boete kan de partner voor het karretje worden gespannen. Anderzijds: laat u als partner niet voor het karretje spannen; dat kan tot een boete leiden. Heeft u nu ook een (boete)geschil met de Belastingdienst, neem dat vrijblijvend contact met ons op.
Jurisprudentie inzake verzwijgen of vergeten inkomen
Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1394(vrouw)
Gerechtshof Den Haag 8 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2329(vrouw)
Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1385(man)
Gerechtshof Den Haag 8 november 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2330(man)
Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526
Vragen over vergrijpboete bij onjuiste of onvolledige aangifte ?
Meer weten van boete bij navordering crypto
- Geen vergrijpboete door fout belastingadviseur
- Wanneer krijgt u een vergrijpboete
- Vergrijpboete terecht
- Geen vergrijpboete door fout adviseur
- Navordering buitenland
- Onterechte navordering Zwitsers vermogen
- Geen navordering na boekenonderzoek
- Vertrouwensbeginsel bij navorderingsaanslag
- Crypto navordering 5 of 12 jaar
- Navordering en kwade trouw
- Belastingdienst jaagt op crypto
- Aanslag bij belastingplichtige of werkgever
- Navorderingstermijn crypto valuta
- Uitspraken rechters over crypto en bitcoin
- Navorderingsaanslag en kenbare fout
- Vragen belastingdienst over bitcoin en crypto