Paardenhandel hobby of winst uit onderneming
Een dierenarts heeft vermoedelijk meer kennis van paarden dan u en ik. Als deze kennis wordt ingezet om geld te verdienen loop je al snel het risico dat geen sprake is van een hobby maar van resultaat uit overige werkzaamheden of winst uit onderneming. In de casus (procedure Rechtbank) die we hier bespreken ging het om aanzienlijke winsten op verkoop van ruim 50 paarden (voor de liefhebber Shetlanders en harddravers). De Belastingdienst kwam de dierenarts op het spoor via zijn huisbank die een melding heeft gemaakt van contante stortingen (ruim € 450.000). Naar aanleiding hiervan is de FIOD ingeschakeld en daarna kwam de Belastingdienst in actie.
Wanneer is een hobby een onderneming?
De paardenhobby die eindigde met een navordering van € 1,2 miljoen
De Rechtbank Noord-Nederland deed op 22 april 2025 (ECLI:NL:RBNNE:2025:1544) uitspraak in een zaak over een paardenliefhebber (met kennis, namelijk een dierenartis) die jarenlang aanzienlijke inkomsten uit de verkoop van paarden niet aangaf als belastbaar inkomen. Wat voor hem ‘slechts een hobby’ was, zag de Belastingdienst als een onderneming. De rechtbank volgde dat standpunt. Deze zaak illustreert scherp waar de grens ligt tussen liefhebberij en belastbare winst uit onderneming.
Wanneer is er sprake van een bron van inkomen?
De kernvraag in deze zaak was of de activiteiten van belanghebbende (een dierenarts die paarden fokte, hield en verkocht) een ‘bron van inkomen’ vormden. De Hoge Raad hanteert drie cumulatieve voorwaarden om van een bron van inkomen te kunnen spreken (Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2390):
- De werkzaamheden worden verricht in het economisch verkeer;
- Er is een subjectieve verwachting van voordeel (voordeel wordt beoogd);
- Het voordeel is objectief ook redelijkerwijs te verwachten.
De feiten in deze zaak
* Belanghebbende verkocht in vijf jaar tijd 54 paarden.
* De winst per paard was structureel 4 tot 5 keer de inkoopprijs.
* Vrijwel alle verkopen waren contant, met in sommige gevallen opbrengsten
van meer dan € 100.000.
* Geen administratie: geen inkoop- of verkoopnota's, geen debiteurenlijsten
of kasboek.
* Belanghebbende stelde dat het om een hobby ging; hij zou door ziekte
zijn genoodzaakt geweest de paarden te verkopen.
Oordeel rechtbank inzake hobby paarden en winst uit onderneming
De rechtbank oordeelde dat:
- Belanghebbende doelgericht paarden selecteerde met een hoog winstpotentieel;
- Hij zijn professionele kennis als dierenarts en paardenkenner inzette;
- De frequentie, omvang en winstmarge op de verkopen wezen op structurele, winstgerichte activiteit;
- De verkoopopbrengsten konden niet worden toegeschreven aan toeval of incidentele liquidatie van een hobby.
De activiteiten voldeden aan alle bronvereisten en kwalificeerden dus als een onderneming in de zin van artikel 3.8 Wet IB 2001.
Vanaf welk moment was er sprake van een onderneming?
Een belangrijke vraag voor de winstbepaling: op welk moment begon de onderneming?
- Belanghebbende stelde: per 1 januari 2016, toen hij zijn paarden begon te verkopen vanwege gezondheidsproblemen.
- De inspecteur stelde: al vóór 2016, aangezien er ook in 2015 ruim € 129.000 aan opbrengsten werd gerealiseerd.
De rechtbank sloot zich aan bij de inspecteur: de omvang en professionaliteit van de activiteiten maakten dat de onderneming reeds vóór 2016 bestond. Daarmee werd de waarde van de voorraad bij inbreng niet de (hoge) marktwaarde maar de (lagere) historische kostprijs (€ 2.000 per paard), met fiscale nadelige gevolgen voor belanghebbende.
Winstbepaling door de inspecteur
De inspecteur stelde, mede op basis van stortingen en bankafschriften, een resultaatberekening op voor 2016–2021. Hierbij:
- Gemiddelde verkoopprijs: € 10.000 per paard;
- Gemiddelde inkoopprijs: € 2.000;
- Aantal verkochte paarden: 54 in 5 jaar;
- Winstmarges van € 100.000+ bij enkele paarden;
- Winstcorrecties per jaar, oplopend tot € 173.000 in 2017;
- De MKB-winstvrijstelling (14%) werd toegepast, ondanks het ontbreken van een administratie.
De rechtbank accepteerde deze benadering als zorgvuldig en redelijk, mede doordat belanghebbende zelf geen (betrouwbare) administratie kon overleggen. Belanghebbende stelde dat hij samen met zijn echtgenote de paarden hield en dat zij dus mede-ondernemer was. Een V.O.F. werd zelfs later (in 2022) alsnog ingeschreven. De rechtbank oordeelde anders dat de onderneming volledig op naam van de dierenarts staat omdat alle inkomsten op zijn prive bankrekening werden ontvangen, de echtgenote geen betalingen ontvang en geen risico liep. De onderneming werd volledig aan belanghebbende toegerekend.
De inspecteur zou in het verleden hebben aangegeven dat het om een ‘hobby’ ging, aldus belanghebbende. Dit wordt verder niet via schriftelijk bewijs of enige andere vorm aannemelijk gemaakt, derhalve komt dit argument te vervallen. De rechtbank verwierp het beroep op het vertrouwensbeginsel. De bewijslast daarvoor lag bij belanghebbende en hij kon niet aan die bewijslast voldoen (Hoge Raad 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1069).
Noot fiscaal jurist inzake hobby of winst uit onderneming
Deze uitspraak leert dat fiscale risico’s reëel zijn wanneer een hobby uitgroeit tot een winstgevende activiteit. Hieronder enkele aanbevelingen:
- Houd een (eenvoudige) administratie bij, ook als je denkt dat het een hobby is. Noteer inkoop- en verkoopdata, bedragen, kopers, foto's van het product.
- Wees alert bij substantiële inkomsten, verkoop je jaarlijks meerdere producten/diensten met flinke winst? Krijg je (vooral contant) geld uit je activiteiten? Laat dan een fiscalist beoordelen of sprake is van een bron van inkomen of niet. Dit temeer omdat de belastingdienst meer informatie ontvangt via digitale platforms (zoals marktplaats).
- Voorkom hoge correcties door vrijwillige inkeer, meld je alsnog vóórdat de Belastingdienst jou op het spoor is. De inkeerregeling (art. 67n AWR) biedt beperkte bescherming, maar vrijwillige melding is in elk geval gunstiger dan een navordering met boete.
- Onderschat het belang van bewijs niet, bij twijfel geldt: wie stelt, moet bewijzen. Kun je niet aantonen dat iets een gift, privé-opbrengst of hobby was? Dan wordt het vermoed belastbare winst te zijn.
De casus van deze dierenarts toont hoe een langdurige, gestructureerde hobby met substantiële opbrengsten kan uitmonden in een fiscale onderneming. De belastingrechter kijkt niet naar hoe iemand het zelf beleeft, maar naar de economische realiteit. Zeker wanneer een hobby een bron van inkomsten oplevert, is het essentieel om vooraf na te denken over de fiscale consequenties. Wilt u hulp bij een onderzoek of een fiscale procedure? Stuur ons gerust een e-mail voor een vrijblijvende offerte.