Meer partneralimentatie betalen dan afgesproken in convenant
Op een dag in 2017 werd de echtscheiding tussen eiser en zijn ex-partner uitgesproken. Bij de echtscheidingsbeschikking hoorde een echtscheidingsconvenant waarin afspraken over de partneralimentatie waren vastgelegd. Dit artikel bespreekt uitspraak van de rechtbank over de fiscale gevolgen van deze afspraken en de implicaties voor het begrip van onderhoudsverplichtingen volgens de Wet IB 2001.
Echtscheidingsbeschikking is bepalend voor partneralimentatie
Bij de echtscheidingsbeschikking werd een echtscheidingsconvenant opgesteld waarin de man, aangeduid als eiser, en de vrouw, aangeduid als de ex-partner, overeenkwamen dat de man € 300 per maand zou bijdragen aan het levensonderhoud van de vrouw. Dit bedrag zou worden verhoogd met de wettelijke indexering vanaf 1 januari 2019. Een belangrijk onderdeel van het convenant was een niet-wijzigingsbeding, wat betekent dat wijzigingen in de omstandigheden niet zonder meer zouden leiden tot een aanpassing van de alimentatie.
In 2020 verbleef de ex-partner tijdelijk in Nederland, werkte in dienstbetrekking en verbleef in de woning van eiser. Gedurende dat jaar betaalde eiser in totaal € 30.095 aan de ex-partner, wat aanzienlijk hoger was dan het oorspronkelijk overeengekomen bedrag. Bij zijn aangifte inkomstenbelasting over 2020 claimde eiser dit volledige bedrag als aftrekbare uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. Echter, de belastingdienst accepteerde slechts een bedrag van € 3.600, gebaseerd op de oorspronkelijke alimentatieafspraken.
Rechter over meer partneralimentatie betalen dan in convenant
De rechtbank moest bepalen welk bedrag aan uitgaven voor onderhoudsverplichtingen in aanmerking kon worden genomen. De Wet IB 2001 omschrijft onderhoudsverplichtingen als periodieke uitkeringen die voortvloeien uit een rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiende verplichting of uit een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud.
Eiser betoogde dat de betalingen aan zijn ex-partner moesten worden gezien als onderhoudsverplichtingen op grond van een dringende morele verplichting. De rechtbank oordeelde echter dat deze betalingen niet volledig aftrekbaar waren omdat ze niet rechtstreeks uit het familierecht voortvloeiden en niet konden worden gezien als voldoening aan een natuurlijke verbintenis die is omgezet in een rechtens afdwingbare verplichting.
De rechtbank concludeerde dat de aftrekbare uitgaven voor onderhoudsverplichtingen moesten worden beperkt tot het oorspronkelijke bedrag van € 300 per maand plus indexatie. Het vastgestelde belastbaar inkomen van eiser werd dienovereenkomstig aangepast. Tevens werden de proceskosten gedeeltelijk vergoed.
Partneralimentatie bij samenwonen
Henk heeft recht op aftrek van partneralimentatie ondanks het feit dat hij samenwoonde met Jacklien. De reden is volgens de rechtbank Noord Holland d.d. 12 maart 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:7396) dat er geen sprake was van een gemeenschappelijke huishouding in economisch of financieel opzicht. Dit stond ook keurig in de afspraken die de advocaten hadden gemaakt en ook in de beschikking van de kantonrechter. Henk en Jacklien woonden in hetzelfde huis maar daar was ook alles mee gezegd. In de aangifte van Henk wordt partneralimentatie in mindering gebracht op zijn inkomen, de inspecteur heeft deze aftrek geweigerd. De rechter is het met Henk eens, alimentatie is gewoon aftrekbaar.
Noot fiscaal jurist inzake partneralimentatie
Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige en duidelijke afspraken bij echtscheidingen, vooral als het gaat om financiële verplichtingen. Echtscheidingsadvocaten en belastingadviseurs moeten hun cliënten goed informeren over de fiscale consequenties van dergelijke afspraken. Bovendien benadrukt deze zaak de noodzaak van bewijsvoering en de strikte naleving van wettelijke criteria voor de aftrekbaarheid van onderhoudsverplichtingen.
De uitspraak van de rechtbank illustreert dat zowel de inhoud van echtscheidingsconvenanten als de feitelijke omstandigheden na de scheiding nauwkeurig moeten worden geëvalueerd om te bepalen of betalingen als aftrekbare onderhoudsverplichtingen kunnen worden aangemerkt. Het is van belang om bij het opstellen van dergelijke afspraken rekening te houden met de fiscale implicaties en om wijzigingen tijdig en op de juiste wijze vast te leggen. Waarom de rechter de afspraken strikt heeft uitgelegd volgt vermoedelijk uit het non wijzigingsbeding. Hierdoor is de rechter ook van mening dat geen sprake is van een morele verplichting. Hiervoor moet blijkens de wetsgeschiedenis sprake zijn van een natuurlijke verbintenis die is omgezet in een rechtens afdwingbare verplichting, zie hiertoe ook de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag d.d. 31 oktober 2023. Soms kan er ook sprake zijn van een schenking, dit is in deze uitspraak niet door de inspecteur gesteld, zie hiertoe deze brief van de tweede kamer d.d. 24 juni 2015.
Bron en referenties
Rechtbank Den Haag d.d. 29 maart 2024 ECLI:NL:RBDHA:2024:4572
Gerechtshof Den Haag d.d. 31 oktober 2023 ECLI:NL:GHDHA:2023:2216
Artikel
6.3 lid 1 sub f Wet IB 2001.
Vragen over fiscale gevolgen bij echtscheiding of waardering onderneming?
Meer weten van meer alimentatie betalen dan afgesproken
- Alimentatie en belastingen
- Samenwoners en alimentatie
- Partneralimentatie lagere aftrek
- Parteralimentatie in 2020 te hoog
- Wisselende alimentatie aftrekbaar
- Afkoop alimentatie kan netto
- Afkoop alimentatie emigratie
- Alimentatie voor huwelijk regelen
- Afkoop partneralimentatie en aftrek
- Recht op alimentatie uitsluiten
- Samenwonende ex-partner en alimentatie