Vermogensetikettering in de inkomstenbelasting
Vermogensetikettering gaat over de toerekening van vermogensbestanddelen van een ondernemer aan zijn fiscale ondernemings- of privésfeer. Dit speelt alleen bij natuurlijke personen en niet bij rechtspersonen zoals een bv of een nv. Dus bent u ondernemer voor de inkomstenbelasting? Lees dan vooral verder.
In dit artikel wordt namelijk ingegaan op de etikettering van uw vermogen voor de inkomstenbelasting. De vermogensetikettering is belangrijk voor de fiscale behandeling, zo wordt ondernemingsvermogen in aanmerking genomen bij de bepaling van de winst uit onderneming in box 1, terwijl privévermogen veelal tot box 3 zal behoren. Er bestaan belangrijke verschillen tussen belastingheffing in box 1 en box 3, zoals de belastingheffing over waardeveranderingen. In voorkomende situaties kan hiermee rekening worden gehouden in de advisering. Daarnaast is vermogensetikettering relevant voor bijvoorbeeld doorschuiffaciliteiten of bedrijfsopvolgingen.
De wil van de ondernemer
Volgens vaste jurisprudentie is in het algemeen de wil van de ondernemer beslissend bij de vermogensetikettering [1]. Een ondernemer heeft dus in beginsel zelf de keuze om een vermogensbestanddeel al dan niet tot het ondernemingsvermogen te rekenen. De keuze van de ondernemer komt tot uitdrukking in de boekhouding van de onderneming, maar kan bijvoorbeeld ook blijken uit de ingediende belastingaangifte [2].
Beperking keuzevrijheid
De keuzevrijheid van de ondernemer wordt echter beperkt door de grenzen der redelijkheid. Voor vermogensbestanddelen die een sterk overheersend ondernemings- of privékarakter hebben, bestaat geen keuzevrijheid. Deze vermogensbestanddelen behoren verplicht tot het ondernemings- of privévermogen op grond van hun aard, bestemming en / of feitelijke gebruik. De ondernemer overschrijdt de grenzen der redelijkheid als een dergelijk vermogensbestanddeel tot een andere categorie wordt gerekend dan zijn functie. Vermogensetikettering vraagt dus altijd om een beoordeling van de feiten en omstandigheden. Bij veel vermogensbestanddelen is op voorhand duidelijk dat sprake is van verplicht ondernemings- of privévermogen. Dit is doorgaans het geval als het privégebruik respectievelijk zakelijk gebruik minder dan 10% is [3].
Gemengd gebruik
Sommige vermogensbestanddelen worden zowel privé als zakelijk gebruikt (gemengd gebruik) en vormen daarom geen verplicht privé- of ondernemingsvermogen. In dat geval heeft de ondernemer de keuze om het vermogensbestanddeel al dan niet tot het ondernemingsvermogen te rekenen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij een zakelijk gebruik van 10% het gehele vermogensbestanddeel kan worden geëtiketteerd als ondernemingsvermogen [4].
Drie categorieën
Uit het voorgaande volgt dat sprake is van drie categorieën vermogensbestanddelen.
i. Verplicht ondernemingsvermogen
Vermogensbestanddelen die (nagenoeg) uitsluitend een functie vervullen binnen de onderneming. Deze vermogensbestanddelen worden voor 90% of meer zakelijk gebruikt. Voorbeelden zijn de in de onderneming benodigde machines en een fabrieksgebouw.
ii. Verplicht privévermogen
Vermogensbestanddelen die (nagenoeg) uitsluitend een functie vervullen buiten de onderneming. Deze vermogensbestanddelen worden voor 90% of meer privé gebruikt. Een voorbeeld is de woning van de ondernemer die geen functie binnen de onderneming heeft.
iii. Keuzevermogen
Vermogensbestanddelen die zowel binnen als buiten de onderneming worden gebruikt, zonder dat sprake is van een sterk overheersend zakelijk of privégebruik. Binnen de grenzen der redelijkheid mag de ondernemer het vermogensbestanddeel aanmerken als privévermogen of als ondernemingsvermogen. Een voorbeeld is een auto van de zaak, waarmee ook (meer dan 500 km) privékilometers worden gereden.
Vermogensetikettering bij personenvennootschappen
Bij personenvennootschappen, zoals een vennootschap onder firma (vof), komt het voor dat een vermogensbestanddeel van één van de vennoten niet in de personenvennootschap is ingebracht, maar wel in de onderneming van de vennootschap wordt gebruikt. Alleen het gebruik en genot van het vermogensbestanddeel is bijvoorbeeld ingebracht in de personenvennootschap. In dat geval moeten de etiketteringsregels ook worden toegepast op het vermogensbestanddeel. Veelal zal het vermogensbestanddeel tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren. Er is dan wel sprake van buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen bij de vennoot.
Tot besluit
Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen over vermogensetikettering in de inkomstenbelasting, of wenst u meer informatie te ontvangen? Neem dan gerust eens – geheel vrijblijvend – contact op met één van onze onderstaande adviseurs.
[1] Hoge Raad 7 oktober 1953, nr. 11.383, ECLI:NL:HR:1953:AY3461, BNB 1953/272.
[2] Hoge Raad 9 november 1955, nr. 12 432, ECLI:NL:HR:1955:AY2602, BNB 1955/395.
[3] Vgl. Hoge Raad 9 februari 1955, nr. 12 084, ECLI:NL:HR:1955:AY2693, BNB 1955/87.
[4] Hoge Raad 9 februari 1955, nr. 12 084, ECLI:NL:HR:1955:AY2693, BNB 1955/87.