Belastingadviseur als medepleger voor boete
Langzaam maar zeker zien we steeds vaker een boetes voor notarissen, belastingadviseurs en accountants, dit als medepleger. In dit artikel kijken we naar de boete voor een medepleger en naar de uitspraak van de Rechtbank Noord Nederland d.d. 2 mei 2025 ECLI:NL:RBNHO:2025:5600). en Gerechtshof Amsterdam d.d. 10 juni 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:1548. In beide procedures wordt een belastingadviseur als "boefje" gezien.
Binnen dit vakgebied kennen we verschillende begrippen, zoals de overtreder of medepleger (artikel 5:1 AWB), maar ook medepleger, uitlokker of medeplichtige. In de procedure bij de Rechtbank wordt een boete opgelegd aan een belastingadvieskantoor (medeplichtige, artikel 67o en 67f AWR). De belastingplichtige moest naheffingsaanslagen omzetbelasting betalen met een vergrijpboete van 50%. Daarnaast kreeg het belastingadvieskantoor een boete van € 90.000, deze wordt door de rechtbank iets verlaagd i.v.m. termijnoverschrijding.
Natuurlijk zijn we op zoek gegaan naar het aantal boetes dat aan dienstverleners en collega kantoren wordt opgelegd, hierover zijn geen getallen bekend. Ook is er geen informatie over kantoren die het betreffen (zie artikel)
Toetsing van toestemmingsvereiste medepleger
Uit het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2024 ECLI:NL:HR:2024:1132 volgt dat het toestemmingsvereiste is bedoeld als waarborg voor de betrokkene en dat dit inhoudt dat op een hoger niveau in de organisatie wordt (her)beoordeeld of het opleggen van een boete in het voorliggende geval rechtens juist en opportuun is. Daarbij is van belang of degene die de toestemming heeft verleend over voldoende en juiste informatie heeft beschikt om de rechtmatigheid en de opportuniteit van de voorgenomen beboeting te kunnen beoordelen. Er is toestemming verleend door de (plaatsvervangende) directeur MKB van de belastingdienst en door de directeur bij het ministerie van financien.
Bestuurlijke boete aan medepleger of belastingadviseur
Bij het opleggen van een bestuursrechtelijke (medeplegers) boete moet zorgvuldig en terughoudend worden gehandeld, aldus de 4e tranche van de AWB. Met name bij samenspanning met de klant en echte fraudegevallen kan de adviseur ook in beeld komen. Soms wordt de bestuurslijke route verlaten en wordt in overleg met het OM de strafrechtelijke route gevolgd.
Noot fiscaal jurist inzake medepleger
Sinds 1 juli 2009 kennen we de vierde tranche van de AWB. Niet alleen de boef (pleger) maar ook zijn maatje (medepleger) en een feitelijk leidinggevende kan een bestuurlijke boete krijgen. Dit geldt ook voor de vergrijpboete. Voor een dergelijke boete moet eerst de onjuiste aangifte bij belastingplichtige vaststaan. Vervolgens moet helder zijn dat de accountant of belastingadviseur aan deze overtreding heeft deelgenomen. De boete via het strafrecht bestaat al langer en wordt soms ook gekozen. Voor het begrip medepleger wordt vaak gekeken naar het strafrecht. Een helder arrest over de overwegingen is al ruim 10 jaar oud (Hoge Raad d.d. 2 december 2014 ECLI:NL:HR:2014:3474). Er moet dus een samenwerking zijn geweest tussen de belastingplichtige en de belastingadviseur. Daarnaast moet deze samenwerking gericht zijn op het "delict". De medepleger moet dus een (actieve) bijdrage hebben geleverd, hij of zij hoeft echter geen uitvoerder te zijn geweest van de delict (of alle handelingen zelf te hebben verricht).
Soms volgt een bestuurlijke boete en soms loopt de route via het strafrecht. Het OM heeft vaak een lastige casus als het gaat om het vervolgen van een adviseur. Uit onderstaande jurisprudentie volgt dat (feiten) rechters terughoudend zijn bij het daadwerkelijk vervolgen van adviseurs. De route via het bestuursrecht lijkt dan ook een meer logische route. Bij echte boefjes (fraudegevallen) zou het strafrecht in beeld kunnen komen maar dan moet het meer zijn dan een eenvoudige medepleger.
Bron bestanden medepleger
Hoge Raad d.d. 8 juli 2025 ECLI:NL:HR:2025:1116
Rechtbank Overijssel d.d. 17 juni 2025 ECLI:NL:RBOVE:2025:3852
Hoge Raad d.d. 20 mei 2025 ECLI:NL:HR:2025:779
Rechtbank Noord Nederland d.d. 2 mei 2025 ECLI:NL:RBNHO:2025:5600
Hoge Raad d.d. 6 september 2024 ECLI:NL:HR:2024:1132
Hoge Raad d.d. 28 januari 2020 ECLI:NL:HR:2020:121
Hoge Raad d.d. 2 december 2014 ECLI:NL:HR:2014:3474