Fiscale boete is strafrecht
Wie een overtreding of misdrijf begaat, kan strafrechtelijk worden vervolgd. Ook in het belastingrecht kun je van alles fout doen dat kan worden bestraft. Het overgrote deel van die belastingzaken wordt buiten het strafrecht gehouden. Alleen de zware gevallen komen nog bij de strafrechter. Dat is vooral gedaan omdat anders het strafrechtelijke apparaat vastloopt.
Fiscale boete is een straf, dus waarborgen EVRM
Tot 1998 noemden we een fiscale sanctie een verhoging van de belasting en daarna wat het echt is: een boete. Al sinds 1985 oordeelt onze Hoge Raad dat het opleggen van een boete wordt aangemerkt als het instellen van een strafvervolging in de zin van artikel 6 EVRM (het recht op een eerlijk proces met allerlei waarborgen). Eén van die waarborgen ligt in het bewijs dat geleverd moet worden om een boete te mogen opleggen.
Bewijs: aannemelijk maken of overtuigend aantonen
Het is aan de Belastingdienst om met bewijs te komen van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat een boete aan de orde is. Bewijs kent verschillende gradaties, van aannemelijk tot overtuigend aantonen. Deze woorden klinken vrij simpel, maar de achtergrond wordt minutieus opgebouwd. Het lijkt zelfs soms op een woordspelletje, zoals scrabble.
In 2022 sluit de Hoge Raad voor de gradatie van het bewijs opnieuw aan bij artikel 6 EVRM en bij de rechtsregels van de Strafkamer van de Hoge Raad. Bij het bewijs dienen de waarborgen van artikel 6 EVRM in acht te worden genomen. Deze even op een rijtje:
- De bewijslast ligt bij de Belastingdienst en de belastingplichtige moet bij twijfel het voordeel van die twijfel worden gegund (lees meer in dit arrest).
- Dit betekent dat elk element van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel zijn komen vast te staan. In het belastingrecht noemen wen dat 'doen blijken'.
- De desbetreffende feiten en omstandigheden moeten dus overtuigend worden aangetoond (lees meer in dit arrest).
Fiscaal advies en noot fiscaal jurist
De lat voor de bewijslast bij een boete ligt daarmee hoog (en dat is logisch). De Belastingdienst kan de boete niet enkel baseren op andere jaren, aannames, ervaringscijfers, extrapolatie van oudere jaren of branchegegevens.
De rechtspraak van het EHRM laat echter wel toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. Dat gebruik mag er echter niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven naar de belastingplichtige. Het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen en moet voor elke aanslag op zich worden beoordeeld.
In het arrest uit 2023 volgt de Hoge Raad (jammer genoeg) niet het advies van de Advocaat-Generaal Niessen om een vergrijpboete op een ambtshalve bijgebrachte grond te vernietigen. Volgens de Hoge Raad heeft het gerechtshof hiermee al voldoende rekening gehouden.
Het zwijgen van de belastingplichtige kan alleen bijdragen tot het bewijs voor zover uit de aanwezige bewijsmiddelen reeds een zodanige verdenking voortvloeit, dat die vraagt om uitleg van de belastingplichtige (schreeuwt om een toelichting). Dat zwijgen kan alleen meewegen bij het waarderen van de overtuigingskracht van de andere bewijsstukken. Het is zelf dus geen bewijs. Het kan er wel voor zorgen dat drempel van buiten redelijke twijfel wel wordt gehaald.
Heeft u een boete gekregen of staat er in een (concept-)rapport van een boekenonderzoek een voornemen tot het opleggen van een boete, loont het de moeite om dit voor te leggen aan één van onze deskundigen. In de praktijk zien we dat de Belastingdienst nog niet altijd binnen de strenge normen werkt en te vaak een boete oplegt. Daarnaast kunt u - uitgebreid en op elk moment - inzage vragen in uw boetedossier. Het is veelal verstandig om bij aankondiging van een boete uw medewerking te beperken en eerst een fiscaal deskundige in te schakelen.
Bron Strafrecht en fiscale boete
Hoge Raad d.d. 19 juni 1985 ECLI:NL:HR:1985:AC8934
Hoge Raad 3 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:97
Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526
Hoge Raad 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6324 (4.8.3 en 4.8.4)
Raad van State 12 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:999 (2.1 en 2.8)
Hoge Raad 26 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2766 (3.3)
Hulp bij boekenonderzoek of fiscale procedure? Vrijblijvende offerte?
Vul uw naam en contactgegevens in en wij nemen contact met u op.