Belastingverdragen
terugBelastingverdrag Hong Kong
Dit verdrag is getekend op 22 maart 2010
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en
De Regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China,
Geleid door de wens een verdrag te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen,
Zijn het volgende overeengekomen:
HOOFDSTUK I. REIKWIJDTE VAN HET VERDRAG [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]Artikel 1. Personen op wie het Verdrag van toepassing
is [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit Verdrag is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van
beide verdragsluitende partijen.
Artikel 2. Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is [Treedt in
werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Dit Verdrag is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht
de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een verdragsluitende
partij of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke
lichamen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die
worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen,
waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding
van roerende of onroerende zaken, belastingen naar het totale bedrag van
de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen
naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, zijn
met name:
a. wat Nederland betreft:
– de inkomstenbelasting;
– de loonbelasting;
– de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering
in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen
geheven krachtens de Mijnbouwwet; en
– de dividendbelasting;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft:
– de profits tax (winstbelasting);
– de salaries tax (loonbelasting); en
– de property tax (vermogensbelasting);
ongeacht of deze via een persoonlijke aanslag worden vastgesteld.
4. Dit Verdrag is voorts van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige
belastingen die na de datum van ondertekening van dit Verdrag naast of
in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven, evenals op andere
belastingen waarop het eerste en tweede lid van dit artikel van toepassing
is die een verdragsluitende partij in de toekomst kan heffen. De bevoegde
autoriteiten van de verdragsluitende partijen doen elkaar mededeling van
alle wezenlijke wijzigingen die in hun belastingwetgevingen zijn aangebracht.
5. De bestaande belastingen worden tezamen met de belastingen die na de
ondertekening van dit Verdrag worden geheven respectievelijk aangeduid
als „de belastingen van de Speciale Administratieve Regio Hongkong” en
„de Nederlandse belastingen”.
HOOFDSTUK II. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]Artikel 3. Algemene begripsbepalingen [Treedt in werking
op een nader te bepalen tijdstip]
1. Voor de toepassing van dit Verdrag, tenzij de context anders vereist:
a. betekenen de uitdrukkingen „een verdragsluitende partij” en „de andere
verdragsluitende partij” het Koninkrijk der Nederlanden (Nederland) of
de Speciale Administratieve Regio Hongkong, naargelang de context vereist;
b. betekent de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der
Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van zijn territoriale
zee en elk gebied buiten de territoriale zee waarbinnen Nederland, in overeenstemming
met het internationale recht, rechtsmacht of soevereine rechten uitoefent;
c. betekent de uitdrukking „Speciale Administratieve Regio Hongkong” de
Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China;
d. betekent de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam,
een samenwerkingsverband en elke andere vereniging van personen en wat
betreft de Speciale Administratieve Regio Hongkong, tevens een trust;
e. betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid
die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f. heeft de uitdrukking „onderneming” betrekking op het uitoefenen van
een bedrijf;
g. betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een verdragsluitende partij”
en „onderneming van de andere verdragsluitende partij” onderscheidenlijk
een onderneming gedreven door een inwoner van een verdragsluitende partij
en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere verdragsluitende
partij;
h. betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een
schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming van een verdragsluitende
partij, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd
tussen plaatsen die in de andere verdragsluitende partij zijn gelegen;
i. betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:
i. wat Nederland betreft, de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
ii. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, de Commissioner
of Inland Revenue of zijn bevoegde vertegenwoordiger of elke persoon die
of elk lichaam dat gemachtigd is de taken te verrichten die thans door
de Commissioner worden verricht of soortgelijke taken;
j. betekent de uitdrukking „onderdaan” wat Nederland betreft, elke natuurlijke
persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit en elke rechtspersoon, elk
samenwerkingsverband of elke vereniging die zijn of haar rechtspositie
als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nederland van kracht is;
k. omvat de uitdrukking „bedrijfsuitoefening” mede de uitoefening van een
vrij beroep en van andere werkzaamheden van zelfstandige aard.
2. Wat betreft de toepassing van dit Verdrag op enig moment door een verdragsluitende
partij heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven
uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens
de wetgeving van die verdragsluitende partij met betrekking tot de belastingen
waarop dit Verdrag van toepassing is, waarbij elke betekenis volgens de
toepasselijke belastingwetgeving van die verdragsluitende partij prevaleert
boven een betekenis die volgens andere wetgeving van die verdragsluitende
partij aan die uitdrukking wordt gegeven.
Artikel 4. Inwoner [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „inwoner
van een verdragsluitende partij”:
a. wat Nederland betreft, iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van
Nederland, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats,
verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.
Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in Nederland slechts
aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in Nederland;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft:
i. elke natuurlijke persoon die gewoonlijk woont in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong;
ii. elke natuurlijke persoon die gedurende langer dan 180 dagen in een
belastingjaar of langer dan 300 dagen in twee opeenvolgende belastingjaren
waarvan er een het desbetreffende belastingjaar is in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong verblijft;
iii. een lichaam dat in de Speciale Administratieve Regio Hongkong is opgericht
of dat, indien het buiten de Speciale Administratieve Regio Hongkong is
opgericht, gewoonlijk wordt geleid of beheerd in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong;
iv. elke andere persoon die krachtens het recht van de Speciale Administratieve
Regio Hongkong is ingesteld of die, indien hij buiten de Speciale Administratieve
Regio Hongkong is ingesteld, gewoonlijk wordt geleid of beheerd in de Speciale
Administratieve Regio Hongkong;
2. De uitdrukking „inwoner van een verdragsluitende partij” omvat mede:
a. wat Nederland betreft, de Regering van Nederland, een staatkundig onderdeel
of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam ervan;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, de Regering
van de Speciale Administratieve Regio Hongkong; en
c. wat de verdragsluitende partijen betreft, een pensioenfonds dat of een
pensioenregeling die volgens de wettelijke bepalingen van een verdragsluitende
partij erkend is en onder toezicht staat en waarvan het inkomen in het
algemeen is vrijgesteld van belasting in die verdragsluitende partij.
3. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste
lid inwoner van beide verdragsluitende partijen is, wordt zijn positie
als volgt bepaald:
a. hij wordt geacht slechts inwoner te zijn van de verdragsluitende partij
waarin hij een permanente woning tot zijn beschikking heeft; indien hij
in beide verdragsluitende partijen een permanente woning tot zijn beschikking
heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de verdragsluitende
partij waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst
zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b. indien niet kan worden bepaald in welke verdragsluitende partij hij
het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van
beide verdragsluitende partijen een permanente woning tot zijn beschikking
heeft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de verdragsluitende
partij waarin hij gewoonlijk verblijft;
c. indien hij in beide verdragsluitende partijen of in geen van beide gewoonlijk
verblijft, wordt hij geacht slechts inwoner te zijn van de verdragsluitende
partij waarvan hij onderdaan is (wat Nederland betreft) of waarin hij gerechtigd
is te verblijven (wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft);
d. indien hij onderdaan is van Nederland en tevens gerechtigd is te verblijven
in de Speciale Administratieve Regio Hongkong of indien hij geen onderdaan
is van Nederland en niet gerechtigd is te verblijven in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong, regelen de bevoegde autoriteiten de aangelegenheid in onderling
overleg.
4. Indien een persoon, niet zijnde een natuurlijke persoon, ingevolge de
bepalingen van het eerste lid, inwoner is van beide verdragsluitende partijen,
trachten de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen de aangelegenheid
in onderling overleg te regelen. Bij het ontbreken van een dergelijk overleg
heeft een dergelijke persoon geen recht op enig voordeel uit hoofde van
dit Verdrag, behalve dat deze persoon aanspraak kan maken op de voordelen
van de artikelen 23 (Non-discriminatie) en 24 (Procedure voor onderling
overleg), en de bevoegde autoriteiten kunnen in onderling overleg de wijze
van toepassing van de rest van dit Verdrag op die persoon vaststellen.
Artikel 5. Vaste inrichting [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. Voor de toepassing van dit Verdrag betekent de uitdrukking „vaste inrichting”
een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een
onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:
a. een plaats waar leiding wordt gegeven;
b. een filiaal;
c. een kantoor;
d. een fabriek;
e. een werkplaats; en
f. een mijn, een olie- of gasbron, een (steen)groeve of een andere plaats
waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De uitdrukking „vaste inrichting” omvat voorts een bouwterrein of constructie-,
montage-, installatie- of baggerwerkzaamheden, evenwel uitsluitend indien
het bouwterrein of de werkzaamheden langer dan zes maanden blijft voortbestaan
respectievelijk voortduren.
4. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en derde lid,
waar een onderneming van een verdragsluitende partij diensten verricht
in de andere verdragsluitende partij
a. door middel van een natuurlijke persoon die in de andere verdragsluitende
partij aanwezig is gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die een totaal
van 183 dagen te boven gaat of gaan in een tijdvak van twaalf maanden,
en meer dan 50 percent van de bruto-ontvangsten die aan bedrijfsmatige
activiteiten van de onderneming gedurende dat tijdvak of die tijdvakken
toegerekend kunnen worden afkomstig is van de diensten die via die natuurlijke
persoon in de andere verdragsluitende partij verricht worden, of
b. gedurende een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf
maanden een totaal van 183 dagen te boven gaat of gaan en deze diensten
worden verricht voor dezelfde werkzaamheden of met elkaar verbonden werkzaamheden
via een of meer natuurlijke personen die aanwezig zijn en deze diensten
verrichten in de andere verdragsluitende partij.
De in de andere verdragsluitende partij in het kader van deze diensten
verrichte activiteiten worden geacht te worden verricht door middel van
een vaste inrichting van de in de andere verdragsluitende partij gevestigde
onderneming, tenzij deze diensten beperkt zijn tot die welke zijn vermeld
in het vijfde lid, die indien zij zouden worden verricht door een vaste
bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen
van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken. Voor de toepassing
van dit lid worden diensten namens een onderneming verricht door een natuurlijke
persoon niet geacht via die natuurlijke persoon te zijn verricht door een
andere onderneming, tenzij die andere onderneming toezicht houdt op, aanwijzingen
geeft voor of leiding geeft aan de wijze waarop de diensten door de natuurlijke
persoon worden verricht.
5. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking
„vaste inrichting” niet geacht te omvatten:
a. het gebruikmaken van inrichtingen uitsluitend voor opslag, uitstalling
of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
b. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen
of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
c. het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen
of koopwaar, uitsluitend voor de verwerking door een andere onderneming;
d. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor
de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of informatie te verzamelen;
e. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor
de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende
aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
f. het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een
combinatie van de in de onderdelen a. tot en met e. genoemde werkzaamheden,
mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat
uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter
van hulpwerkzaamheden heeft.
6. Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger
op wie het zevende lid van toepassing is – optreedt in een verdragsluitende
partij namens een onderneming van de andere verdragsluitende partij, en
een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten
en dit recht in een verdragsluitende partij gewoonlijk uitoefent, wordt
die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede
lid, geacht in de eerstgenoemde verdragsluitende partij een vaste inrichting
te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming
verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die
werkzaamheden genoemd in het vijfde lid, die, indien zij zouden worden
uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting
op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden
maken.
7. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een verdragsluitende
partij te bezitten uitsluitend op grond van de omstandigheid dat zij in
die verdragsluitende partij zaken doet door bemiddeling van een makelaar,
commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze
personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
8. De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende
partij een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner
is van de andere verdragsluitende partij of dat in die andere verdragsluitende
partij zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij
op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting
van het andere.
HOOFDSTUK III. BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN [Treedt in werking op
een nader te bepalen tijdstip]
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende zaken [Treedt in werking op een
nader te bepalen tijdstip]
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij
uit onroerende zaken (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven)
die in de andere verdragsluitende partij zijn gelegen mogen in die andere
verdragsluitende partij worden belast.
2. De uitdrukking „onroerende zaken” heeft de betekenis welke die uitdrukking
heeft volgens de wetgeving van de verdragsluitende partij waar de desbetreffende
zaken zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de zaken die bij
de onroerende zaken behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven,
rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom
van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende zaken en rechten op veranderlijke
of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of de concessie tot
exploratie of exploitatie van, minerale aardlagen, (steen)groeven, bronnen
en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet
als onroerende zaken beschouwd.
3. De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen
uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit
elke andere vorm van exploitatie van onroerende zaken.
4. De bepalingen van het eerste en derde lid zijn eveneens van toepassing
op inkomsten uit onroerende zaken van een onderneming.
Artikel 7. Winst uit onderneming [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. De voordelen van een onderneming van een verdragsluitende partij zijn
slechts in die verdragsluitende partij belastbaar, tenzij de onderneming
in de andere verdragsluitende partij haar bedrijf uitoefent door middel
van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus
haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere
verdragsluitende partij worden belast, maar slechts in zoverre als zij
aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien
een onderneming van een verdragsluitende partij in de andere verdragsluitende
partij haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste
inrichting, in elk van de verdragsluitende partijen aan die vaste inrichting
de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, alsof
zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke
werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden
en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming
waarvan zij een vaste inrichting is of met andere ondernemingen waarmee
zij transacties aangaat.
3. Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden kosten
die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, daaronder begrepen
kosten van de leiding en algemene beheerskosten, voor aftrek toegelaten,
hetzij in de verdragsluitende partij waarin de vaste inrichting is gevestigd,
hetzij elders.
4. Voor zover het in een verdragsluitende partij gebruikelijk is de aan
een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een
verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende
delen, belet het tweede lid die verdragsluitende partij niet de te belasten
voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode
van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming
is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend alleen
op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar
voor de onderneming.
6. Indien de informatie waarover de belastingautoriteit van een verdragsluitende
partij beschikt onvoldoende is om de aan de vaste inrichting van een onderneming
toe te rekenen voordelen te bepalen, doet niets in dit artikel afbreuk
aan de toepassing van enige wet van die verdragsluitende partij die betrekking
heeft op de vaststelling van de door een persoon verschuldigde belasting,
mits die wet wordt toegepast in overeenstemming met de beginselen van dit
artikel, voor zover de informatie waarover de belastingautoriteit beschikt
dat toelaat.
7. Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting
toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald,
tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.
8. Indien in de voordelen bestanddelen van het inkomen zijn begrepen die
afzonderlijk in andere artikelen van dit Verdrag worden behandeld, laten
de bepalingen van dit artikel de bepalingen van die artikelen onverlet.
Artikel 8. Zee- en luchtvervoer [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. Voordelen van een onderneming van een verdragsluitende partij uit de
exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn
slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
2. De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voordelen
uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onderneming of
een internationaal opererend agentschap.
Artikel 9. Gelieerde ondernemingen [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]1. Indien:
a. een onderneming van een verdragsluitende partij onmiddellijk of middellijk
deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal
van een onderneming van de andere verdragsluitende partij, of
b. dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding
van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van
een verdragsluitende partij en een onderneming van de andere verdragsluitende
partij,
en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun
handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen
of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen
onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen
zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden
niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming
en worden dienovereenkomstig belast. Het is echter wel te verstaan dat
de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten,
zoals „costsharing”-overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten,
voor of gebaseerd op de toerekening van kosten van de leiding, de algemene
beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek
en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde
is als bedoeld in de voorgaande zin.
2. Indien een verdragsluitende partij in de voordelen van een onderneming
van die partij voordelen begrijpt – en dienovereenkomstig belast – ter
zake waarvan een onderneming van de andere verdragsluitende partij in die
andere verdragsluitende partij in de belastingheffing is betrokken en deze
voordelen bestaan uit voordelen die de onderneming van de eerstbedoelde
verdragsluitende partij zou hebben behaald, indien tussen de beide ondernemingen
zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke
ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere verdragsluitende
partij het bedrag aan belasting dat in die verdragsluitende partij over
die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling
van deze aanpassing wordt zorgvuldig rekening gehouden met de overige bepalingen
van dit Verdrag en plegen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende
partijen daartoe indien nodig met elkaar overleg.
Artikel 10. Dividenden [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende
partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende partij, mogen in
die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de verdragsluitende partij waarvan
het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving
van die verdragsluitende partij worden belast, maar indien de uiteindelijk
gerechtigde tot de dividenden een inwoner van de andere verdragsluitende
partij is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag
van de dividenden niet overschrijden.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, heft de verdragsluitende
partij waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is geen belasting
over door dat lichaam betaalde dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde
tot de dividenden:
a. een lichaam is, niet zijnde een samenwerkingsverband, dat inwoner is
van de andere verdragsluitende partij en onmiddellijk ten minste 10 percent
bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt, mits:
i. de aandelen van het lichaam dat de dividenden ontvangt regelmatig worden
verhandeld op een erkende effectenbeurs; of
ii. ten minste 50 percent van de aandelen van het lichaam dat de dividenden
ontvangt in eigendom is van een lichaam waarvan de aandelen regelmatig
worden verhandeld op een erkende effectenbeurs, maar uitsluitend indien
het laatstbedoelde lichaam:
A. inwoner is van een van de verdragsluitende partijen; of
B. inwoner is van een lidstaat van de Europese Unie (EU) en dat lichaam
recht zou hebben op voordelen die gelijk zijn aan of gunstiger dan de voordelen
uit hoofde van dit artikel ingevolge een allesomvattende regeling voor
het vermijden van dubbele belasting tussen zijn woonstaat en de verdragsluitende
partij bij welke aanspraak wordt gemaakt op de voordelen van dit artikel
of uit hoofde van een multilaterale overeenkomst waarbij zijn woonstaat
en de verdragsluitende partij bij welke aanspraak wordt gemaakt op de voordelen
van dit artikel partij zijn;
iii. het lichaam een bank of een verzekeringsmaatschappij is die gevestigd
is in en als zodanig gereguleerd wordt door het recht van de verdragsluitende
partij waarvan deze inwoner is;
iv. het lichaam een hoofdkantoor is voor een multinationale groep van vennootschappen
dat een substantieel deel verzorgt van het algemene toezicht op en het
bestuur van de groep en dat de onafhankelijke discretionaire bevoegdheden
heeft en uitoefent voor het verrichten van deze functies;
b. een verdragsluitende partij, of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk
publiekrechtelijk lichaam daarvan is;
c. een door de regering van een verdragsluitende partij opgerichte instelling
of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam
daarvan is, dat wordt erkend als een integrerend onderdeel van die regering,
hetgeen door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen
in onderling overleg wordt overeengekomen.
d. een pensioenfonds of een pensioenregeling is als bedoeld in artikel
4, tweede lid; of
e. een lichaam dat niet voldoet aan de voorwaarden genoemd onder i, ii,
iii, of iv van onderdeel a, of een lichaam dat anders is dan een lichaam
genoemd in onderdeel c, mits de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende
partij die de voordelen moet toekennen, vaststelt dat het veiligstellen
van de voordelen van dit artikel niet het voornaamste doel of een van de
voornaamste doelen van de oprichting, verwerving of instandhouding van
het lichaam is.
4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen regelen in
onderling overleg de wijze van toepassing van deze beperkingen.
5. De bepalingen van het tweede en derde lid laten onverlet de belastingheffing
van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
6. De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent
inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen
of andere rechten, niet zijnde schuldvorderingen, die aanspraak geven op
een aandeel in de winst alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke
rechten die door de wetgeving van de verdragsluitende partij waarvan het
lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing
worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.
7. De bepalingen van het eerste, tweede, derde en negende lid zijn niet
van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die
inwoner is van een verdragsluitende partij, in de andere verdragsluitende
partij waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf
uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting en het
aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het
bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn de
bepalingen van artikel 7 van toepassing.
8. Indien een lichaam dat inwoner is van een verdragsluitende partij, voordelen
of inkomsten verkrijgt uit de andere verdragsluitende partij, mag die andere
verdragsluitende partij geen belasting heffen op de dividenden die door
het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald
aan een inwoner van die andere verdragsluitende partij of voor zover het
aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het
bedrijfsvermogen van een in die andere verdragsluitende partij gevestigde
vaste inrichting behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam
onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam,
zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel
of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere verdragsluitende
partij afkomstig zijn.
9. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste, tweede en achtste lid,
mogen dividenden betaald door een lichaam met een in aandelen verdeeld
kapitaal en dat volgens de wetgeving van een verdragsluitende partij inwoner
is van die verdragsluitende partij, aan een natuurlijke persoon die inwoner
is van de andere verdragsluitende partij, in de eerstbedoelde verdragsluitende
partij worden belast overeenkomstig de wetgeving van die verdragsluitende
partij, indien die natuurlijke persoon – al dan niet tezamen met zijn of
haar echtgenoot dan wel een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte
lijn – onmiddellijk of middellijk ten minste vijf percent bezit van het
geplaatste kapitaal van een bepaalde soort van aandelen van dat lichaam.
Artikel 11. Interest [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Interest afkomstig uit een verdragsluitende partij die wordt verkregen
door een inwoner van de andere verdragsluitende partij die de uiteindelijke
gerechtigde is, mag uitsluitend in die andere verdragsluitende partij worden
belast.
2. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen regelen in
onderling overleg de wijze van toepassing van het eerste lid.
3. De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten
uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek
en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar,
en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties
of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties
of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boetes
voor te late betaling worden voor de toepassing van dit artikel niet als
interest aangemerkt.
4. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing indien de
uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een verdragsluitende
partij, in de andere verdragsluitende partij waaruit de interest afkomstig
is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting
en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot
het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat geval zijn
de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de
uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag
van de interest, ongeacht de gronden, hoger is dan het bedrag dat zonder
zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde
zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op
het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven
uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving
van elk van de verdragsluitende partijen, zulks met inachtneming van de
overige bepalingen van dit Verdrag.
Artikel 12. Royalty’s [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Royalty’s afkomstig uit een verdragsluitende partij die worden betaald
of worden geacht te worden betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende
partij mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. Deze royalty’s mogen echter ook in de verdragsluitende partij waaruit
zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die verdragsluitende
partij worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s
een inwoner is van de andere verdragsluitende partij, mag de aldus geheven
belasting 3 percent van het brutobedrag van de royalty’s niet overschrijden.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen regelen in onderling
overleg de wijze van toepassing van deze beperkingen.
3. Onder de uitdrukking „royalty’s”, zoals gebezigd in dit artikel, worden
verstaan vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik, of voor het
recht van gebruik, van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde,
kunst of wetenschap, waaronder begrepen bioscoopfilms of films of banden
voor radio- en televisieuitzendingen, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk,
een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze,
of voor het gebruik, of voor het recht van gebruik, van uitrusting op het
gebied van nijverheid, handel of wetenschap of voor informatie omtrent
ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing
indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s, die inwoner is van
een verdragsluitende partij, in de andere verdragsluitende partij waaruit
de royalty’s afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent door middel van een
aldaar gevestigde vaste inrichting en het recht of de zaak uit hoofde waarvan
de royalty’s worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting
behoort. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
5. Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de
uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag
van de royalty’s, ongeacht de gronden, hoger is dan het bedrag dat zonder
zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde
zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op
het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven
uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving
van elk van de verdragsluitende partijen, zulks met inachtneming van de
overige bepalingen van dit Verdrag.
6. Royalty’s worden geacht uit een verdragsluitende partij afkomstig te
zijn indien zij worden betaald door een inwoner van die verdragsluitende
partij. Indien evenwel de persoon die de royalty’s betaalt, of hij inwoner
van een verdragsluitende partij is of niet, in een verdragsluitende partij
een vaste inrichting heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van
de royalty’s was aangegaan, en deze royalty’s ten laste komen van die vaste
inrichting, worden deze royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de verdragsluitende
partij waar de vaste inrichting is gevestigd.
Artikel 13. Vermogenswinsten [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij
uit de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 6 en die
zijn gelegen in de andere verdragsluitende partij, mogen in die andere
verdragsluitende partij worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel
uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming
van een verdragsluitende partij in de andere verdragsluitende partij heeft,
waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste
inrichting (afzonderlijk of met de gehele onderneming), mogen in die andere
verdragsluitende partij worden belast.
3. Voordelen verkregen door een onderneming van een verdragsluitende partij
uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die door een onderneming
van die verdragsluitende partij in internationaal verkeer worden geëxploiteerd
of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen
of luchtvaartuigen zijn slechts belastbaar in die verdragsluitende partij.
4. Voordelen verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij
uit de vervreemding van aandelen in een lichaam dat meer dan 50 percent
van de waarde van zijn activa onmiddellijk of middellijk ontleent aan onroerende
zaken gelegen in de andere verdragsluitende partij mogen in die andere
verdragsluitende partij worden belast, mits de inwoner onmiddellijk of
middellijk ten minste 5 percent van de geplaatste aandelen bezit. Dit lid
is evenwel niet van toepassing op voordelen verkregen uit de vervreemding
van aandelen:
a. genoteerd aan een erkende effectenbeurs; of
b. vervreemd of omgewisseld in het kader van de reorganisatie van een lichaam,
een fusie, een splitsing of een soortgelijke operatie; of
c. in een lichaam dat meer dan 50 percent van de waarde van zijn activa
onmiddellijk of middellijk ontleent aan onroerende zaken waarin het zijn
bedrijf uitoefent.
5. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan
die bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, zijn slechts belastbaar
in de verdragsluitende partij waarvan de vervreemder inwoner is.
6. Niettegenstaande de bepalingen van het vijfde lid, mag een verdragsluitende
partij, overeenkomstig haar eigen wetgeving, de uitleg van de uitdrukking
„vervreemding” daaronder begrepen, belasting heffen over voordelen verkregen
door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere verdragsluitende
partij uit de vervreemding van aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderingen
op, een lichaam met een in aandelen verdeeld kapitaal, dat volgens de wetgeving
van de eerstbedoelde verdragsluitende partij inwoner is van die verdragsluitende
partij, alsmede uit de vervreemding van een gedeelte van de in die aandelen,
winstbewijzen of schuldvorderingen besloten liggende rechten, indien die
natuurlijke persoon – al dan niet tezamen met zijn of haar echtgenoot –
dan wel een van hun bloed- of aanverwanten in de rechte lijn onmiddellijk
of middellijk ten minste vijf percent bezit van het geplaatste kapitaal
van een bepaalde soort van aandelen in dat lichaam.
Artikel 14. Inkomsten uit dienstbetrekking [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 15, 17 en 18 zijn
salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een
inwoner van een verdragsluitende partij ter zake van een dienstbetrekking
slechts in die verdragsluitende partij belastbaar, tenzij de dienstbetrekking
in de andere verdragsluitende partij wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking
aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in
die andere verdragsluitende partij worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid, is de beloning verkregen
door een inwoner van een verdragsluitende partij ter zake van een in de
andere verdragsluitende partij uitgeoefende dienstbetrekking slechts in
de eerstbedoelde verdragsluitende partij belastbaar, indien:
a. de genieter in de andere verdragsluitende partij verblijft gedurende
een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van 12 maanden beginnend
of eindigend in het desbetreffende belastingjaar een totaal van 183 dagen
niet te boven gaat of gaan, en
b. de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner
van de andere verdragsluitende partij is, en
c. de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die de werkgever
in de andere verdragsluitende partij heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning
verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een
schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd
door een onderneming van een verdragsluitende partij, slechts in die verdragsluitende
partij belastbaar.
Artikel 15. Directeursbeloningen [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
Directeursbeloningen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een
inwoner van een verdragsluitende partij in zijn hoedanigheid van lid van
de raad van beheer van een lichaam dat inwoner is van de andere verdragsluitende
partij, mogen in die andere verdragsluitende partij worden belast.
Artikel 16. Artiesten en sportbeoefenaars [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7 en 14, mogen inkomsten
verkregen door een inwoner van een verdragsluitende partij als artiest,
zoals een toneelspeler, een film-, radio- of televisie-artiest, of een
musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als
zodanig die worden verricht in de andere verdragsluitende partij, worden
belast in die andere verdragsluitende partij.
2. Indien inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een
artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet
aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon,
mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7
en 14, worden belast in de verdragsluitende partij waarin de werkzaamheden
van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.
3. De bepalingen van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn niet
van toepassing op beloningen die worden verkregen uit werkzaamheden die
in een verdragsluitende partij worden verricht door een artiest of sportbeoefenaar
van de andere verdragsluitende partij, indien het bezoek aan de eerstbedoelde
verdragsluitende partij hoofdzakelijk wordt bekostigd uit de openbare fondsen
van de andere verdragsluitende partij met inbegrip van haar plaatselijk
publiekrechtelijk lichaam of bij wet ingesteld lichaam. In een zodanig
geval zijn de beloningen slechts belastbaar in de verdragsluitende partij
waarvan de artiest of sportbeoefenaar inwoner is.
Artikel 17. Pensioenen, lijfrenten, socialezekerheidsuitkeringen, alimentatieuitkeringen
en betalingen ten behoeve van levensonderhoud [Treedt in werking op een
nader te bepalen tijdstip]
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 18, tweede lid, mogen
pensioenen en andere soortgelijke beloningen (met inbegrip van een afkoopsom)
ter zake van een vroegere dienstbetrekking of werkzaamheden als zelfstandige
en lijfrenten (met inbegrip van een afkoopsom) afkomstig uit een verdragsluitende
partij en betaald aan een inwoner van de andere verdragsluitende partij
in de eerstgenoemde verdragsluitende partij worden belast.
2. Pensioenen en andere betalingen betaald uit hoofde van de socialezekerheidswetgeving
van een verdragsluitende partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende
partij mogen in de eerstgenoemde verdragsluitende partij worden belast.
3. Pensioenen en andere soortgelijke beloningen (met inbegrip van een afkoopsom)
en lijfrenten (met inbegrip van een afkoopsom) worden geacht uit een verdragsluitende
partij afkomstig te zijn:
a. wat Nederland betreft, voor zover de met de pensioenen of soortgelijke
beloningen of lijfrenten samenhangende bijdragen of betalingen, of de aanspraken
daarop, in Nederland in aanmerking zijn gekomen voor een fiscale faciliëring;
b. wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft, indien ze worden
betaald uit een pensioenregeling en deze voor de belastingheffing is erkend
of gereguleerd in overeenstemming met de wetgeving van de Speciale Administratieve
Regio Hongkong.
Door de overdracht van een pensioen of een soortgelijke beloning of lijfrente
van een in een verdragsluitende partij gevestigd pensioenfonds of aldaar
gevestigde verzekeringsmaatschappij naar een buiten die verdragsluitende
partij gevestigd pensioenfonds of aldaar gevestigde verzekeringsmaatschappij
worden de ingevolge dit artikel aan de eerstbedoelde verdragsluitende partij
toegekende heffingsrechten op geen enkele wijze beperkt.
4. De uitdrukking „lijfrente” betekent een vaste som, periodiek betaalbaar
op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een
vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis
tot het doen van betalingen, die tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie
in geld of geldswaarde staat.
5. Voor de toepassing van dit artikel wat de Speciale Administratieve Regio
Hongkong betreft:
a. wordt onder een pensioenregeling verstaan een regeling waaraan natuurlijke
personen kunnen deelnemen teneinde hun pensioenuitkeringen zeker te stellen,
en
b. wordt een pensioenregeling voor de belastingheffing erkend indien de
bijdragen aan de regeling in aanmerking komen voor een fiscale faciliëring.
6. Periodieke betalingen gedaan uit hoofde van een schriftelijke scheidingsovereenkomst
of een echtscheidingsvonnis, onderhoudsuitkeringen in verband met scheiding,
of verplichte ondersteuning, met inbegrip van betalingen voor het levensonderhoud
van een kind, alsmede afkoopsommen in plaats daarvan, betaald door een
inwoner van een verdragsluitende partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende
partij worden in geen van de verdragsluitende partijen belast indien de
schuldenaar in de eerstgenoemde verdragsluitende partij geen recht heeft
op aftrek van de belasting voor dergelijke betalingen. Indien de schuldenaar
in de eerstgenoemde verdragsluitende partij voor dergelijke betalingen
evenwel recht heeft op aftrek van de belasting, mogen deze betalingen in
beide verdragsluitende partijen worden belast.
Artikel 18. Overheidsfuncties [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1.
a. Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde een
pensioen, betaald door de regering van een verdragsluitende partij of een
staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan,
aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten verricht voor die verdragsluitende
partij of dat onderdeel of dat publiekrechtelijke lichaam, zijn slechts
in die verdragsluitende partij belastbaar.
b. Deze salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen zijn echter
slechts in de andere verdragsluitende partij belastbaar, indien de diensten
in die verdragsluitende partij worden verricht en de natuurlijke persoon
een inwoner is van die verdragsluitende partij die:
i. wat Nederland betreft, onderdaan daarvan is en wat de Speciale Administratieve
Regio Hongkong betreft, gerechtigd is aldaar te verblijven; of
ii. niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die
verdragsluitende partij werd.
2.
a. Pensioenen (met inbegrip van een afkoopsom) betaald door, of uit fondsen
uit bijdragen van of gecreëerd door, de regering van een verdragsluitende
partij of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk
lichaam daarvan, aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten verricht
voor die verdragsluitende partij of dat onderdeel of dat publiekrechtelijke
lichaam, zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
b. Dergelijke pensioenen (met inbegrip van een afkoopsom) zijn echter uitsluitend
belastbaar in de andere verdragsluitende partij voor zover de diensten
in die verdragsluitende partij zijn verricht onder de omstandigheden omschreven
in het eerste lid, onderdeel b.
3. De bepalingen van de voorgaande leden van dit artikel zijn niet van
toepassing op salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen of op
pensioenen (met inbegrip van een afkoopsom) ter zake van diensten verricht
in het kader van een bedrijf, uitgeoefend door de regering van een verdragsluitende
partij of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk
lichaam daarvan. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen
van de artikelen 14, 15, 16 en 17 van toepassing.
Artikel 19. Studenten [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Beloningen en betalingen die een student die inwoner is of onmiddellijk
voorafgaande aan zijn bezoek aan een verdragsluitende partij inwoner was
van de andere verdragsluitende partij en die uitsluitend voor zijn opleiding
in de eerstbedoelde verdragsluitende partij verblijft, ontvangt ten behoeve
van zijn onderhoud of opleiding, zijn in die verdragsluitende partij niet
belastbaar, mits deze beloningen en betalingen afkomstig zijn uit bronnen
buiten die verdragsluitende partij.
Artikel 20. Overige inkomsten [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. Bestanddelen van het inkomen die worden verkregen door een inwoner van
een verdragsluitende partij die de uiteindelijke gerechtigde is, van waaruit
ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van dit Verdrag zijn
behandeld, zijn slechts in die verdragsluitende partij belastbaar.
2. De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten,
niet zijnde inkomsten uit onroerende zaken zoals omschreven in artikel
6, tweede lid, indien de uiteindelijke gerechtigde tot die inkomsten, die
inwoner is van een verdragsluitende partij, in de andere verdragsluitende
partij een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste
inrichting, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden
betaald tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting behoort. In dat
geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, mogen bestanddelen
van het inkomen, die niet behandeld worden in de voorgaande artikelen van
dit Verdrag en die worden verkregen door een inwoner van een verdragsluitende
partij uit bronnen in de andere verdragsluitende partij, ook worden belast
in die andere verdragsluitende partij.
HOOFDSTUK IV. VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING [Treedt in werking op een
nader te bepalen tijdstip]Artikel 21. Methoden voor het vermijden van dubbele
belasting [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners
in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van
het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag
mogen worden belast of uitsluitend mogen worden belast in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong.
2. Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen
verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde en vierde lid, artikel 7,
eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vierde lid, artikel 12,
vierde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, eerste en derde
lid, artikel 18, eerste lid (onderdeel a) en tweede lid (onderdeel a),
en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag mogen worden belast of uitsluitend
mogen worden belast in de Speciale Administratieve Regio Hongkong en die
in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland
deze bestanddelen van het inkomen vrij door een vermindering van zijn belasting
toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen
in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te
dien einde worden bedoelde bestanddelen van het inkomen geacht te zijn
begrepen in het bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge
die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
3. Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse
belasting voor de bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10,
tweede en negende lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, vierde en zesde
lid, artikel 15, artikel 16, eerste en tweede lid, artikel 17, eerste,
tweede en zesde lid, en artikel 20, derde lid, van dit Verdrag in de Speciale
Administratieve Regio Hongkong mogen worden belast, in zoverre dat deze
bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen.
Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting,
maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het
vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag
van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen
bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden
zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving
tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn
vrijgesteld.
Dit lid zal een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend uit hoofde
van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele
belasting niet beperken, echter uitsluitend voor zover het de berekening
van het bedrag van de aftrek op de Nederlandse belasting betreft met betrekking
tot de som van inkomsten afkomstig uit meer dan een land en de voortwenteling
van de belasting betaald in de Speciale Administratieve Regio Hongkong
op bedoelde bestanddelen van het inkomen naar de volgende jaren.
4. Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid, verleent Nederland
een aftrek op de Nederlandse belasting voor de in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong betaalde belasting op bestanddelen van het inkomen die volgens
artikel 7, eerste lid, artikel 10, zevende lid, artikel 11, vierde lid,
artikel 12, vierde lid, en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag in de
Speciale Administratieve Regio Hongkong mogen worden belast, voor zover
deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen
en voor zover Nederland volgens de bepalingen in de Nederlandse wetgeving
tot het vermijden van dubbele belasting een aftrek verleent op de Nederlandse
belasting voor de in een ander land over die bestanddelen van het inkomen
geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de bepalingen
van het derde lid van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
5. In de Speciale Administratieve Regio Hongkong mag, met inachtneming
van de bepalingen van de wetgeving van de Speciale Administratieve Regio
Hongkong inzake het toestaan van een verrekening met de belasting van de
Speciale Administratieve Regio Hongkong van in een buiten de Speciale Administratieve
Regio Hongkong gelegen rechtsgebied betaalde belasting (die het algemene
beginsel van dit artikel onverlet laat), Nederlandse belasting betaald
uit hoofde van de Nederlandse wetgeving en in overeenstemming met dit Verdrag,
hetzij rechtstreeks hetzij via aftrek, ter zake van inkomsten verkregen
door een persoon die inwoner is van de Speciale Administratieve Regio Hongkong
uit bronnen in Nederland, worden verrekend met de in de Speciale Administratieve
Regio Hongkong ter zake van die inkomsten verschuldigde belasting, mits
de aldus toegelaten verrekening niet hoger is dan het bedrag van de ter
zake van die inkomsten berekende belasting van de Speciale Administratieve
Regio Hongkong in overeenstemming met de belastingwetgeving van de Speciale
Administratieve Regio Hongkong.
HOOFDSTUK V. BIJZONDERE BEPALINGEN [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]Artikel 22. Werkzaamheden buitengaats [Treedt in werking op een
nader te bepalen tijdstip]
1. De bepalingen van dit artikel vinden toepassing niettegenstaande enige
andere bepaling van dit Verdrag. Dit artikel is echter niet van toepassing
indien werkzaamheden buitengaats van een persoon voor die persoon een vaste
inrichting vormen ingevolge de bepalingen van artikel 5.
2. In dit artikel betekent de uitdrukking „werkzaamheden buitengaats” werkzaamheden
die buitengaats worden verricht in verband met de exploratie of exploitatie
van de in een verdragsluitende partij gelegen zeebodem en de ondergrond
daarvan en hun natuurlijke rijkdommen.
3. Een onderneming van een verdragsluitende partij die in de andere verdragsluitende
partij werkzaamheden buitengaats verricht, wordt, onder voorbehoud van
het vierde lid van dit artikel, geacht ter zake van die werkzaamheden in
de andere verdragsluitende partij een bedrijf uit te oefenen door middel
van een aldaar gevestigde vaste inrichting, tenzij de desbetreffende werkzaamheden
buitengaats in de andere verdragsluitende partij worden verricht gedurende
een tijdvak dat of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een
totaal van minder dan 30 dagen beslaat of beslaan.
Voor de toepassing van dit lid:
a. indien een onderneming die in de andere verdragsluitende partij werkzaamheden
buitengaats verricht, is gelieerd aan een andere onderneming en die andere
onderneming, als onderdeel van hetzelfde project, dezelfde werkzaamheden
buitengaats voortzet die worden of werden uitgevoerd door de eerstbedoelde
onderneming, en de hiervoor bedoelde door beide ondernemingen verrichte
werkzaamheden bij elkaar opgeteld een tijdvak beslaan van ten minste 30
dagen, wordt iedere onderneming geacht haar werkzaamheden te verrichten
gedurende een tijdvak van ten minste 30 dagen in een tijdvak van twaalf
maanden;
b. wordt een onderneming geacht gelieerd te zijn aan een andere onderneming
indien de ene onderneming onmiddellijk of middellijk ten minste een derde
deel van het kapitaal van de andere onderneming bezit of indien een persoon
onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van
beide ondernemingen bezit.
4. Voor de toepassing van het derde lid van dit artikel wordt de uitdrukking
„werkzaamheden buitengaats” evenwel niet geacht te omvatten:
a. een van de activiteiten of een combinatie daarvan als genoemd in artikel
5, vijfde lid;
b. sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats voor
dat doel zijn ontworpen alsmede andere door zulke schepen verrichte activiteiten;
c. het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaartuigen
in internationaal verkeer.
5. Niettegenstaande de tweede volzin van het eerste lid van dit artikel,
mogen salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door
een inwoner van een verdragsluitende partij ter zake van een dienstbetrekking
in verband met werkzaamheden buitengaats die worden verricht door middel
van een vaste inrichting in de andere verdragsluitende partij, voor zover
de dienstbetrekking in die andere verdragsluitende partij buitengaats wordt
uitgeoefend, in die andere verdragsluitende partij worden belast.
6. Indien aan de hand van bewijsstukken wordt aangetoond dat in de Speciale
Administratieve Regio Hongkong belasting is betaald over de bestanddelen
van het inkomen die ingevolge artikel 7 en artikel 14 in verband met het
derde lid van dit artikel en ingevolge het vijfde lid van dit artikel in
de Speciale Administratieve Regio Hongkong mogen worden belast of uitsluitend
mogen worden belast, verleent Nederland een vermindering van zijn belasting
die wordt berekend overeenkomstig de regels die zijn neergelegd in artikel
21, tweede lid.
Artikel 23. Non-discriminatie [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. Personen die, wat Nederland betreft, onderdaan zijn, en, wat de Speciale
Administratieve Regio Hongkong betreft, die gerechtigd zijn tot verblijf
of zijn opgericht of anderszins daarin gevestigd zijn, worden in de andere
verdragsluitende partij niet aan enige belasting of daarmee verband houdende
verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing
en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan personen die gerechtigd
zijn tot verblijf, zijn opgericht of anderszins zijn gevestigd in die andere
verdragsluitende partij (zijnde de Speciale Administratieve Regio Hongkong)
of onderdanen van die andere verdragsluitende partij (zijnde Nederland)
onder dezelfde omstandigheden, in het bijzonder met betrekking tot de woonplaats,
zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande de
bepalingen van artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner
zijn van een of van beide verdragsluitende partijen.
2. Staatloze personen die inwoner zijn van een verdragsluitende partij
worden in geen van de verdragsluitende partijen aan enige belastingheffing
of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder
is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan
onderdanen van de verdragsluitende partij (zijnde Nederland) of personen
die gerechtigd zijn tot verblijf in de verdragsluitende partij (zijnde
de Speciale Administratieve Regio Hongkong) onder dezelfde omstandigheden,
in het bijzonder met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden
onderworpen.
3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van
een verdragsluitende partij in de andere verdragsluitende partij heeft,
is in die andere verdragsluitende partij niet ongunstiger dan de belastingheffing
van ondernemingen van die andere verdragsluitende partij die dezelfde werkzaamheden
uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een
verdragsluitende partij verplicht aan inwoners van de andere verdragsluitende
partij bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen
en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten
te verlenen, die eerstbedoelde partij aan haar eigen inwoners verleent.
4. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11,
vijfde lid, of artikel 12, vijfde lid, van toepassing zijn, zijn interest,
royalty’s en andere uitgaven betaald door een onderneming van een verdragsluitende
partij aan een inwoner van de andere verdragsluitende partij, bij de vaststelling
van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden
aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde
verdragsluitende partij.
5. Ondernemingen van een verdragsluitende partij, waarvan het kapitaal
geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van
of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere verdragsluitende
partij, worden in de eerstbedoelde verdragsluitende partij niet aan enige
belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting onderworpen,
die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende
verplichtingen waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde
verdragsluitende partij zijn of kunnen worden onderworpen.
Artikel 24. Regeling voor onderling overleg [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de
of van beide verdragsluitende partijen voor hem leiden of zullen leiden
tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen
van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale
wetgeving van die verdragsluitende partijen voorziet, zijn geval voorleggen
aan de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende partij waarvan hij inwoner
is, of, indien zijn geval valt onder artikel 23, eerste lid, aan die van
de verdragsluitende partij waarvan hij onderdaan is (zijnde Nederland)
of de verdragsluitende partij waar hij gerechtigd is tot verblijf, of is
opgericht of anderszins is gevestigd (zijnde de Speciale Administratieve
Regio Hongkong). Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat
de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming
is met de bepalingen van dit Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is
gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt
en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen,
het geval in onderling overleg met de bevoegde autoriteit van de andere
verdragsluitende partij op te lossen teneinde belastingheffing die niet
in overeenstemming is met dit Verdrag te vermijden. De bereikte overeenstemming
wordt ten uitvoer gelegd niettegenstaande eventuele termijnen in de nationale
wetgeving van de verdragsluitende partijen.
3. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen trachten moeilijkheden
of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of
de toepassing van dit Verdrag in onderling overleg op te lossen. Zij kunnen
ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting ongedaan te maken
in gevallen die niet in het Verdrag zijn geregeld.
4. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen kunnen zich
rechtstreeks, of via een gezamenlijke commissie, bestaande uit henzelf
of hun vertegenwoordigers, met elkaar in verbinding stellen teneinde een
overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
5. Indien
a. een persoon uit hoofde van het eerste lid van dit artikel een geval
heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een verdragsluitende partij
omdat de maatregelen van een van de of van beide verdragsluitende partijen
ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die persoon niet in overeenstemming
is met de bepalingen van dit Verdrag, en
b. de bevoegde autoriteiten er niet in slagen om binnen twee jaar nadat
het geval is voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende
partij overeenstemming te bereiken om het geval op te lossen overeenkomstig
het tweede lid,
worden onopgeloste kwesties die voortvloeien uit het geval op verzoek van
de persoon voorgelegd voor arbitrage. Deze onopgeloste kwesties worden
evenwel niet voorgelegd voor arbitrage indien een rechterlijke of bestuursrechtelijke
instantie van een van beide verdragsluitende partijen reeds over deze kwesties
beslist heeft. Deze arbitrale uitspraak is bindend voor beide verdragsluitende
partijen en wordt ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele termijnen in de
nationale wetgeving van deze verdragsluitende partijen, tenzij de rechtstreeks
betrokken persoon de wederzijdse overeenstemming voor de tenuitvoerlegging
van de arbitrale uitspraak niet aanvaardt. De bevoegde autoriteiten van
de verdragsluitende partijen regelen in onderling overleg de wijze van
toepassing van dit lid.
Artikel 25. Uitwisseling van informatie [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]
1. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen wisselen de
informatie uit die naar verwachting van belang zal zijn voor de uitvoering
van de bepalingen van dit Verdrag of voor de toepassing of handhaving van
de nationale wetgeving van de verdragsluitende partijen betreffende de
belastingen waarop dit Verdrag van toepassing is, voor zover de heffing
van die belastingen niet in strijd is met het Verdrag. De uitwisseling
van informatie wordt niet beperkt door artikel 1.
2. Alle uit hoofde van het eerste lid door een verdragsluitende partij
ontvangen informatie wordt op dezelfde wijze geheim gehouden als informatie
die volgens de nationale wetgeving van die verdragsluitende partij is verkregen
en wordt alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder
begrepen rechterlijke en bestuursrechtelijke instanties) die betrokken
zijn bij de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging
ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de
in het eerste lid bedoelde belastingen, of het toezicht daarop. Deze personen
of autoriteiten mogen van de informatie alleen voor deze doeleinden gebruikmaken.
Zij mogen de informatie bekendmaken in openbare rechtszittingen of in gerechtelijke
beslissingen. Informatie wordt niet bekendgemaakt aan een derde jurisdictie
voor welk doel dan ook, zonder instemming van de verdragsluitende partij
die de informatie oorspronkelijk heeft verstrekt.
3. In geen geval worden de bepalingen van het eerste en tweede lid zo uitgelegd
dat zij een verdragsluitende partij de verplichting opleggen:
a. bestuurlijke maatregelen uit te voeren die in strijd zijn met de wetgeving
en de bestuurlijke praktijk van die of van de andere verdragsluitende partij;
b. informatie te verstrekken die niet verkrijgbaar is volgens de wetgeving
of in de normale gang van zaken in het bestuur van die of van de andere
verdragsluitende partij;
c. informatie te verstrekken die een handelsgeheim, zakelijk geheim, industrieel,
commercieel of beroepsgeheim of een handelsproces zou worden onthuld, dan
wel informatie waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare
orde (ordre public).
4. Indien informatie wordt verzocht door een verdragsluitende partij in
overeenstemming met dit artikel, wendt de andere verdragsluitende partij
haar maatregelen inzake het verzamelen van informatie aan om de verzochte
informatie te verkrijgen, ongeacht het feit dat de andere verdragsluitende
partij ten behoeve van haar eigen belastingheffing niet over dergelijke
informatie behoeft te beschikken. Op de in de vorige zin vervatte verplichting
zijn de beperkingen van het derde lid van toepassing, maar deze beperkingen
mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd dat het een verdragsluitende
partij toegestaan is uitsluitend op grond van het feit dat zij geen nationaal
belang heeft te weigeren informatie te verstrekken.
5. De bepalingen van het derde lid mogen in geen geval zodanig worden uitgelegd
dat het een verdragsluitende partij toegestaan is het verschaffen van informatie
te weigeren uitsluitend op grond van het feit dat de informatie berust
bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde, of
een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of als vertrouwenspersoon
optreedt, dan wel omdat deze betrekking heeft op eigendomsbelangen in een
persoon.
Artikel 26. Leden van regeringsmissies [Treedt in werking op een nader
te bepalen tijdstip]
De bepalingen in dit Verdrag tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten
aan die leden van regeringsmissies, met inbegrip van consulaire posten,
ontlenen aan de algemene regels van het internationaal recht of aan de
bepalingen van bijzondere internationale overeenkomsten.
Artikel 27. Overige bepalingen [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
1. Geen enkele bepaling van dit Verdrag doet afbreuk aan het recht van
beide verdragsluitende partijen hun nationale wetgeving en maatregelen
inzake het ontgaan van belasting toe te passen, ongeacht of deze als zodanig
zijn omschreven.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden onder „wetgeving en maatregelen
inzake het ontgaan van belasting” mede begrepen wetgeving en maatregelen
tot het voorkomen, ontmoedigen, vermijden of tegengaan van transacties,
regelingen of praktijken die ten doel of tot gevolg hebben dat een persoon
een belastingvoordeel wordt verleend.
3. Voor de toepassing van dit artikel omvat „wetgeving en maatregelen inzake
het ontgaan van belasting” wat Nederland betreft in elk geval:
artikel 17, derde lid, onderdeel b juncto artikel 17a, eerste lid, onderdeel
c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of gelijke of in wezen
gelijksoortige bepalingen die deze artikelen vervangen.
Artikel 28. Uitbreiding tot andere gebieden [Treedt in werking op een
nader te bepalen tijdstip]
1. Dit Verdrag kan, hetzij in zijn geheel, hetzij met de noodzakelijke
wijzigingen, worden uitgebreid tot zowel de Nederlandse Antillen als Aruba,
of tot de Nederlandse Antillen of Aruba afzonderlijk, of de rechtsopvolgers
van één van de of van beide landen, indien het desbetreffende land belastingen
heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop het Verdrag
van toepassing is. Een dergelijke uitbreiding wordt van kracht met ingang
van een dergelijke datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden,
daaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast
te stellen en overeen te komen bij een notawisseling.
2. Tenzij anders overeengekomen, brengt de beëindiging van het Verdrag
niet met zich mede dat tevens de uitbreiding van het Verdrag tot enig land
waartoe het ingevolge dit artikel is uitgebreid, wordt beëindigd.
HOOFDSTUK VI. SLOTBEPALINGEN [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]Artikel 29. Inwerkingtreding [Treedt in werking op een nader te
bepalen tijdstip]
1. Dit Verdrag treedt in werking vijf dagen na de laatste van de data waarop
de onderscheiden verdragsluitende partijen elkaar schriftelijk ervan in
kennis hebben gesteld dat aan de wettelijk vereiste formaliteiten voor
het in werking doen treden van dit Verdrag is voldaan.
2. De bepalingen van dit Verdrag zijn van toepassing:
a. in de Speciale Administratieve Regio Hongkong ter zake van de belasting
van de Speciale Administratieve Regio Hongkong voor elk belastingjaar beginnend
op of na 1 april 2011;
b. in Nederland ter zake van de Nederlandse belasting voor belastingjaren
en -tijdvakken beginnend op of na 1 januari 2011.
Artikel 30. Beëindiging [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Dit Verdrag blijft van kracht totdat het door een verdragsluitende partij
wordt beëindigd. Elk van de verdragsluitende partijen kan dit Verdrag beëindigen
door de andere verdragsluitende partij ten minste zes maanden voor het
einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een periode van vijf
jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag schriftelijk kennis
te geven van de beëindiging. In dat geval houdt het Verdrag op van toepassing
te zijn:
a. in de Speciale Administratieve Regio Hongkong ter zake van de belasting
van de Speciale Administratieve Regio Hongkong voor elk belastingjaar beginnend
op of na 1 april in het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de kennisgeving
is gedaan;
b. in Nederland ter zake van de Nederlandse belasting voor belastingjaren
en -tijdvakken beginnend op of na 1 januari in het kalenderjaar volgend
op het jaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd,
dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Hongkong op 22 maart 2010, in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
J. C. DE JAGER
Voor de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China,
K. C. CHAN
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]Protocol bij het
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve
Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele
belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking
tot belastingen naar het inkomen [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]Op het tijdstip van de ondertekening van het Verdrag tussen het
Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong
van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en
het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen
naar het inkomen (het „Verdrag”) zijn de regeringen van de verdragsluitende
partijen de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend onderdeel
uitmaken van dit Verdrag.
I. Algemeen [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Het is wel te verstaan dat het OESO-commentaar evenals latere aanpassingen
ter verduidelijking daarvan belangrijke richtlijnen vormen bij de uitlegging
van de bepalingen van dit Verdrag die op het tijdstip van de ondertekening
gelijk of in wezen gelijk zijn aan de desbetreffende bepalingen van het
OESO-modelverdrag ter zake van het inkomen en het vermogen. De strekking
van de voorgaande volzin is niet van toepassing op daarmee strijdige uitleggingen
die in dit Protocol zijn overeengekomen, op daarmee strijdige uitleggingen
die na de inwerkingtreding van het Verdrag tussen de bevoegde autoriteiten
zijn overeengekomen noch op voorbehouden of commentaar van een van de verdragsluitende
partijen op het OESO-modelverdrag inzake belastingen of het OESO-commentaar.
2. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt een bestanddeel van het inkomen,
de winst of een voordeel verkregen door tussenkomst van een persoon die
fiscaal transparant is krachtens de wetgeving van een van beide verdragsluitende
partijen, geacht te zijn verworven door een inwoner van een verdragsluitende
partij voor zover dat bestanddeel, die winst of dat voordeel voor de toepassing
van de belastingwetgeving van die verdragsluitende partij wordt behandeld
als het inkomen, de winst of het voordeel van die inwoner.
II. Ad artikel 2 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
In dit Verdrag wordt onder de uitdrukkingen „belasting van de Speciale
Administratieve Regio Hongkong” en „Nederlandse belasting” niet verstaan
een boete of interest (wat de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft
met inbegrip van enig bedrag waarmee de belasting van de Speciale Administratieve
Regio Hongkong wegens verzuim verhoogd is en teruggevorderd wordt en „aanvullende
belasting” ingevolge artikel 82A van de Inland Revenue Ordinance) geheven
uit hoofde van de wetgeving van een van de verdragsluitende partijen ter
zake van de belastingen waarop dit Verdrag ingevolge artikel 2 van toepassing
is.
III. Ad artikel 4 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een
werkelijke woonplaats in een van de verdragsluitende partijen te hebben,
wordt geacht inwoner te zijn van de verdragsluitende partij waarin het
schip zijn thuishaven heeft.
2. Bij de behandeling van zaken waarop artikel 4, vierde lid, van het Verdrag
van toepassing is nemen de bevoegde autoriteiten in aanmerking:
a. op welke plaats het senior management van de persoon wordt uitgeoefend;
b. waar de vergaderingen van de raad van beheer of een daarmee vergelijkbaar
orgaan plaatsvinden;
c. waar het hoofdkantoor van de persoon gevestigd is;
d. de omvang en aard van de economische band van de persoon met elk van
de verdragsluitende partijen;
e. of de vaststelling dat de persoon inwoner is van een van de verdragsluitende
partijen maar voor de toepassing van het Verdrag niet van de andere verdragsluitende
partij het risico met zich brengt dat het Verdrag of de nationale wetgeving
van een van de verdragsluitende partijen niet naar behoren of onjuist wordt
toegepast.
IV. Ad artikelen 5, 6, 7, 13 en 22 [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
Het is wel te verstaan dat rechten op de exploratie en exploitatie van
natuurlijke hulpbronnen worden aangemerkt als een vaste inrichting in de
verdragsluitende partij op wier zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten
betrekking hebben. Voorts is het wel te verstaan dat voornoemde rechten
mede belangen in dergelijke rechten omvatten.
V. Ad artikel 7 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid:
a. geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende partij in
de andere verdragsluitende partij goederen of koopwaar verkoopt of een
bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting,
de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van
het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis
van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke
werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening
is toe te rekenen;
b. geldt met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering,
installatie of constructie van industriële, commerciële of wetenschappelijke
uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, dat, indien de onderneming
een vaste inrichting heeft, de voordelen toe te rekenen aan die vaste inrichting
niet worden bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst,
doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt
uitgevoerd door de vaste inrichting in de verdragsluitende partij waar
de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op
het deel van de overeenkomst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor
van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de verdragsluitende partij
waarvan de onderneming inwoner is.
2. Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of
onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor
diensten van adviserende of toezichthoudende aard, worden aangemerkt als
vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn.
VI. Ad artikelen 8 en 29 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve
Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele
belasting van inkomsten, winsten, vermogenswinsten of vermogen van een
onderneming die schepen exploiteert in het internationale verkeer, ondertekend
te Hongkong op 2 november 2000 (hierna te noemen „het Scheepvaartverdrag”)
wordt bij de inwerkingtreding van dit Verdrag beëindigd. De bepalingen
van het Scheepvaartverdrag blijven echter van toepassing op belastingjaren
en -tijdvakken die zijn verstreken voor het tijdstip waarop de bepalingen
van dit Verdrag van kracht worden.
2. Het is wel te verstaan dat artikel 8A van de Overeenkomst tussen de
Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Hongkong
inzake luchtdiensten, ondertekend te Den Haag op 17 september 1986 (hierna
te noemen de „Luchtvaartovereenkomst”) niet van kracht is zolang dit Verdrag
van kracht is. De bepalingen van de Luchtvaartovereenkomst blijven echter
van toepassing op belastingjaren en -tijdvakken die zijn verstreken voor
het tijdstip waarop de bepalingen van dit Verdrag van kracht worden.
VII. Ad artikelen 10 en 13 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. Een persoon wordt voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onderdeel
a, iv, uitsluitend als hoofdkantoor aangemerkt indien:
a. de groep van vennootschappen bestaat uit vennootschappen die inwoner
zijn van ten minste vijf landen en zich aldaar bezighouden met bedrijfsmatige
activiteiten en deze bedrijfsmatige activiteiten in elk van de vijf landen
ten minste 10 percent van het bruto-inkomen van de groep genereren; en
b. ten hoogste 50 percent van zijn bruto-inkomen afkomstig is uit de verdragsluitende
partij waarvan het lichaam dat het dividend betaalt inwoner is.
2. De vaststelling voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onderdeel
e, wordt gebaseerd op alle feiten en omstandigheden, met inbegrip van:
a. de aard en de omvang van de werkzaamheden van het lichaam in zijn woonstaat
ten opzichte van de aard en de omvang van de dividenden;
b. de eigendom van het lichaam in het heden en het verleden; en
c. de zakelijke redenen van het lichaam voor de keuze van zijn woonstaat.
De bevoegde autoriteit die het voordeel moet toekennen, overlegt met de
bevoegde autoriteit van de andere verdragsluitende partij alvorens het
voordeel te weigeren.
3. Voor de toepassing van artikel 10, derde lid, en artikel 13, vierde
lid, wordt verstaan onder de uitdrukking „erkende effectenbeurs”:
a. elke effectenbeurs in de lidstaten van de Europese Unie (EU);
b. de Stock Exchange of Hong Kong Exchanges Limited;
c. elke andere door de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende partijen
overeengekomen effectenbeurs,
mits de aankoop of verkoop van aandelen op de effectenbeurs niet impliciet
of expliciet is voorbehouden aan een beperkte groep investeerders.
4. Voor de toepassing van artikel 10, derde lid, onderdeel c, wordt wat
de Speciale Administratieve Regio Hongkong betreft onder instelling in
elk geval verstaan:
a. de Hong Kong Monetary Authority;
b. een door de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong
aangewezen en door de bevoegde autoriteiten van beide verdragsluitende
partijen onderling overeengekomen financiële instelling.
VIII. Ad artikelen 10, 11 en 12 [Treedt in werking op een nader te bepalen
tijdstip]
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge
de bepalingen van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven
gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag
worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de verdragsluitende partij
die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop
van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
IX. Ad artikelen 10 en 13 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met
de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen
door een lichaam worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als
vermogenswinsten.
X. Ad artikel 15 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Het is wel te verstaan dat indien een lichaam inwoner is van Nederland,
de uitdrukking „lid van de raad van beheer” zowel een bestuurder als een
commissaris omvat. Het is wel te verstaan dat „bestuurder” of „commissaris”
van een Nederlands lichaam betrekking heeft op personen die als zodanig
zijn benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders of door enig
ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en die zijn belast met de algemene
leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht daarop.
XI. Ad artikel 25 [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
Het is wel te verstaan dat artikel 25 de verdragsluitende partijen niet
verplicht uit eigener beweging of automatisch informatie uit te wisselen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd,
dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Hongkong op 22 maart 2010, in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk der Nederlanden,
J. C. DE JAGER
Voor de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China,
K. C. CHAN
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]Nr. I [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]AMBASSADE VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN
Hong Kong, 22 maart 2010
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen met Protocol, heden 22 maart 2010 ondertekend te Hongkong (hierna te noemen „het Verdrag”) en namens de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden het volgende voor te stellen:
Bij de inwerkingtreding van het heden ondertekende Verdrag is het wel te verstaan dat indien op enig tijdstip na de inwerkingtreding van dit Verdrag ingevolge een verdrag of overeenkomst tussen de Speciale Administratieve Regio Hongkong en een derde staat die lid is van het Global Forum on Transparency and Exchange of Information, de Speciale Administratieve Regio Hongkong ermee instemt informatie uit te wisselen inzake belastingen niet zijnde belastingen waarop het Verdrag van toepassing is, de Speciale Administratieve Regio Hongkong met spoed zal streven naar onderhandelingen met Nederland teneinde de reikwijdte van artikel 25 van het Verdrag zodanig uit te breiden dat het van toepassing is op die andere belastingen.
Het is voorts wel te verstaan dat de Speciale Administratieve Regio Hongkong instemt met het secundair gebruik van het product dat of de uitkomst die voortvloeit uit de overeenkomstig artikel 25 van het Verdrag uitgewisselde primaire informatie voor het vaststellen en heffen van successierechten, schenkingsrechten, belasting toegevoegde waarde, kansspelbelasting en andere belastingcategorieën die van tijd tot tijd door de bevoegde autoriteiten kunnen worden overeengekomen en voor de uitvoering van inkomstengerelateerde regelgeving krachtens de wetgeving van Nederland die door de belastingautoriteiten van Nederland wordt toegepast, ten uitvoer gelegd of gehandhaafd.
Ik heb voorts de eer voor te stellen dat deze nota en de antwoordnota van Uwe Excellentie namens uw Regering een overeenkomst zullen vormen tussen de beide regeringen die van kracht wordt op de datum waarop het heden ondertekende Verdrag in werking treedt.
Gelieve, Excellentie, de uitdrukking van mijn zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.
J. C. de Jager
Minister van Financiën van
Nederland
H. E. K. C. Chan
Secretary for Financial Services and the Treasury
De Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek
China
[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]Nr. II [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]DE SPECIALE ADMINISTRATIEVE REGIO HONGKONG VAN DE
VOLKSREPUBLIEK CHINA
Hong Kong, 22 maart 2010
Excellentie,
Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van de brief van Uwe Excellentie van 22 maart 2010 die luidt als volgt:
[Red: (Zoals in Nr. I)]
Ik heb voorts de eer U ervan in kennis te stellen dat de bovengenoemde voorstellen voor de Regering van de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China aanvaardbaar zijn en dat zij ermee instemt dat de brief van Uwe Excellentie en deze antwoordbrief tezamen als een overeenkomst zullen worden beschouwd tussen de beide regeringen, die van kracht wordt op de datum van inwerkingtreding van het Verdrag.
Gelieve, Excellentie, de verzekering van mijn zeer bijzondere hoogachting wel te willen aanvaarden.
Hoogachtend,
K. C. Chan
Secretary for Financial Services and
the Treasury
J. C. de Jager
Minister van Financiën van Nederland