print sitemap zoeken disclaimer contact

Belastingverdragen

terug

Belastingverdrag Venezuela

(Tekst geldend op: 30-12-2008)

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

(authentiek: nl)

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

en

de Regering van de Republiek Venezuela

De wens koesterende een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen,

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I.  REIKWIJDTE VAN DE OVEREENKOMST

Artikel 1.  Personen op wie de overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide Overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2.  Belastingen waarop de overeenkomst van toepassing is

1.   Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een Overeenkomstsluitende Staat of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.

2.   Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, of naar bestanddelen van het inkomen, waaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, belastingen naar het totaalbedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

3.   De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:

a.   in Nederland:

-    de inkomstenbelasting,

-    de loonbelasting,

-    de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de Regering in de netto winsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen geheven krachtens de Mijnwet 1810 met betrekking tot concessies uitgegeven vanaf 1967, of geheven krachtens de Nederlandse Mijnwet continentaal plat 1965,

-    de dividendbelasting,
 (hierna te noemen: „Nederlandse belasting”);

b.  in Venezuela:

-    the income tax (de inkomstenbelasting),
zelfs als deze belasting wordt geheven door inhouding.aan de bron,

(hierna te noemen: „Venezolaanse belasting”).

4.   De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten doen elkaar mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht.

HOOFDSTUK II.  BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 3.  Algemene begripsbepalingen

1.   Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij de context anders vereist:

a.   betekent de uitdrukking „een Overeenkomstsluitende Staat” Nederland of Venezuela, al naar de context vereist; betekent de uitdrukking „de Overeenkomstsluitende Staten” Nederland en Venezuela;

b.   betekent de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, met inbegrip van het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan voor zover dat gebied in overeenstemming met het internationale recht krachtens de Nederlandse wetgeving is of zal worden aangemerkt als een gebied waarbinnen Nederland soevereine rechten kan uitoefenen met betrekking tot de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem of de ondergrond daarvan;

c.   betekent de uitdrukking „Venezuela” de Republiek Venezuela;

d.   omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

e.   betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

f.   betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat” en „onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat;

g.   betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan de plaats van de werkelijke leiding in een Overeenkomstsluitende Staat is gelegen, behalve wanneer het schip of luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen;

h.   betekent de uitdrukking „onderdanen”:

1.   alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een Overeenkomstsluitende Staat bezitten;

2.   alle rechtspersonen, vennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een Overeenkomstsluitende Staat van kracht is;

i.    betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

1.   in Nederland de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

2.   in Venezuela, de „Servicio Nacional Integrado de Administración Tributaria - SENIAT” (de Geïntegreerde Nationale Dienst Belastingadministratie), haar bevoegde vertegenwoordiger of de autoriteit die door de Minister van Financiën is aangewezen als de bevoegde autoriteit voor de toepassing van deze Overeenkomst.

2.   Voor de toepassing van de Overeenkomst door een Overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4.  Inwoner

1.   Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet een persoon die in die Staat slechts aan belasting is onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen in die Staat.

2.   Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

a.   hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b.   indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;

c.   indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

d.   indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

3.   Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.

Artikel 5.  Vaste inrichting

1.   Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

2.   De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:

a.   een plaats waar leiding wordt gegeven;

b.   een filiaal;

c.   een kantoor;

d.   een fabriek;

e.   een werkplaats, en

f.   een mijn, een olie- of gasbron, een (steen)groeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

3.   Een plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie- of montagewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting indien de duur ervan 12 maanden overschrijdt, welke termijn aanvangt op de datum dat de werken daadwerkelijk beginnen.

4.   Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking „vaste inrichting” niet geacht te omvatten:

a.   het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

b.   het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;

c.   het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor bewerking of verwerking door een andere onderneming;

d.   het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e.   het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

f.   het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de letters a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

5.   Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is - voor een onderneming werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in een Overeenkomstsluitende Staat gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in die Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaameden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.

6.   Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een Overeenkomstsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.

7.   De omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat, of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

HOOFDSTUK III.  BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN

Artikel 6.  Inkomsten uit onroerende goederen

1.   Inkomsten verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit onroerende goederen (waaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.

2.   De uitdrukking „onroerende goederen” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

3.   De bepalingen van het eerste lid zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

4.   De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen die worden gebruikt voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

Artikel 7.  Winst uit onderneming

1.   De voordelen van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

2.   Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Overeenkomstsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

3.   Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten - waaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.

4.   Voorzover het in een Overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid die Overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

5.   Er worden geen voordelen aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

6.   Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.

7.   Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8.  Scheep- en luchtvaart

De bepalingen van deze Overeenkomst laten onverlet de toepassing van de wederzijdse vrijstelling van belastingen op inkomsten met betrekking tot voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer als voorzien in de op 18 december 1990 in Caracas getekende Overeenkomst tussen Venezuela en Nederland.

Artikel 9.  Gelieerde ondernemingen

1.   Indien

a.   een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat, of

b.   dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat en een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat,

     en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast. Het is wel verstaan, dat de omstandigheid dat gelieerde ondernemingen overeenkomsten hebben afgesloten, zoals „costsharing” overeenkomsten of algemene dienstverleningsovereenkomsten, voor of gebaseerd op de toerekening van de kosten van de leiding, de algemene beheerskosten, de technische en zakelijke kosten, kosten voor onderzoek en ontwikkeling en andere soortgelijke kosten, op zichzelf geen voorwaarde is als bedoeld in de voorgaande zin.

2.   Indien een Overeenkomstsluitende Staat in de voordelen van een onderneming van die Staat voordelen begrijpt - en dienovereenkomstig belast - ter zake waarvan een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig aanpassen. Bij de vaststelling van deze aanpassing wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.

Artikel 10.  Dividenden

1.   Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

2.   Deze dividenden mogen echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden.

3.   Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid mag de Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam inwoner is, geen belasting heffen op dividenden betaald door dat lichaam aan een lichaam waarvan het kapitaal geheel of gedeeltelijk in aandelen is verdeeld en dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat en onmiddellijk ten minste 25 percent bezit van het kapitaal van het lichaam dat de dividenden betaalt.

4.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede en derde lid.

5.   De bepalingen van het tweede en derde lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

6.   De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten, die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit schuldvorderingen die aanspraak geven op een aandeel in de winst en inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.

7.   De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

8.   Indien een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de niet-uitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11.  Interest

1.   Interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.

2.   Deze interest mag echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is mag de aldus geheven belasting 5 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.

3.   Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid:

a.   is interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald ter zake van een obligatie, schuldbewijs of soortgelijke verplichting van de Regering van die Staat of van een staatkundig onderdeel of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan, vrijgesteld van belasting in die Staat;

b.   is interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald ter zake van een lening aangegaan of gegarandeerd of verzekerd door de Regering van de andere Overeenkomstsluitende Staat, de centrale bank van die andere Staat of enig agentschap dat of enige instantie (daaronder begrepen een financiële instelling) die eigendom is van of wordt beheerst door die Regering, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat.

4.   Interest wordt geacht uit een Overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een Overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

5.   De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek, doch niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, waaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premies en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.

6.   De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

7.   Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 12.  Royalty's

1.   Royalty's afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

2.   Deze royalty's mogen echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is mag de aldus geheven belasting niet overschrijden:

a.   5 percent van het brutobedrag van de vergoedingen bedoeld in het derde lid, onderdeel a);

b.   7 percent van het brutobedrag van de vergoedingen bedoeld in het derde lid, onderdeel b);

c.   10 percent van het brutobedrag van de vergoedingen bedoeld in het derde lid, onderdeel c).

3.   De uitdrukking „royalty's”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van:

a.   een octrooi, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap;

b.   een fabrieks- of handelsmerk of handelsnaam;

c.   een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, waaronder begrepen bioscoopfilms en beeld- of geluidsbanden voor televisie- of radiouitzendingen.

4.   Royalty's worden geacht uit een Overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien zij worden betaald door die Staat zelf, door een staatkundig onderdeel, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de royalty's betaalt, of hij inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een Overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty's was aangegaan, en deze royalty's ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, worden deze royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

5.   De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

6.   Indien, wegens een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag van belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 13.  Vermogenswinsten

1.   Voordelen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere Overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

2.   Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, waaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.

3.   Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen, zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

4.   Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere zaken dan die bedoeld in het eerste, tweede en derde lid zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.

5.   De bepalingen van het vierde lid tasten niet aan het recht van elk van de Overeenkomstsluitende Staten overeenkomstig zijn eigen wetgeving belasting te heffen over voordelen die uit de vervreemding van aandelen of winstbewijzen in een lichaam waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en dat volgens de wetgeving van die Staat daarvan inwoner is, worden verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat en die in de loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de vervreemding van de aandelen of winstbewijzen inwoner van de eerstbedoelde Staat is geweest.

Artikel 14.  Zelfstandige arbeid

1.   Voordelen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere Overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt. Indien hij over zulk een vast middelpunt beschikt mogen de voordelen in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend.

2.   De uitdrukking „vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15.  Niet-zelfstandige arbeid

1.   Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.

2.   Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere Overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

a.   de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het belastingjaar van die Staat een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en

b.   de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en

c.   de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

3.   Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 16.  Directeursbeloningen

Directeursbeloningen of andere beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer, van bestuurder of van commissaris van een lichaam dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

Artikel 17.  Artiesten en sportbeoefenaars

1.   Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat als artiest, zoals een toneelspeler, film-, radio- of televisie-artiest of een musicus, of als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden belast in die andere Staat.

2.   Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die door een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de Overeenkomstsluitende Staat waarin de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

Artikel 18.  Pensioenen, lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen

1.   Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, tweede lid, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.

2.   Indien deze beloningen echter geen periodiek karakter dragen en worden betaald ter zake van een in de andere Overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende vroegere dienstbetrekking, of indien in plaats van het recht op lijfrenten een afkoopsom wordt betaald mogen deze beloningen of deze afkoopsom worden belast in de Overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn.

3.   Pensioenen en andere betalingen krachtens de bepalingen van een sociaal zekerheidsstelsel van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in de eerstbedoelde Staat worden belast.

4.   De uitdrukking „lijfrente” betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.

Artikel 19.  Overheidsfuncties

1.

a.   Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een Overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.

b.   Deze beloningen zijn echter slechts in de andere Overeenkomstsluitende Staat belastbaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat, die:

1.   onderdaan is van die Staat; of

2.   niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd

2.

a.   Pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een Overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of dat onderdeel of dat publiekrechtelijk lichaam, mogen in die Staat worden belast.

b.   Deze pensioenen zijn echter slechts in de andere Overeenkomstsluitende Staat belastbaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

3.   De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf uitgeoefend door een Overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 20.  Hoogleraren en andere docenten

1.   Vergoedingen die een hoogleraar of andere docent die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat en die in de andere Overeenkomstsluitende Staat verblijft met het doel gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden aan een universiteit, hogeschool of andere inrichting voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek in die andere Staat, voor dat onderwijs of dat onderzoek ontvangt, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.

2.   Dit artikel is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Artikel 21.  Studenten

Betalingen die een student of een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Overeenkomstsluitende Staat, inwoner was van de andere Overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, mits deze betalingen aan hem worden gedaan uit bronnen buiten die Staat.

Artikel 22.  Overige inkomsten

1.   Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.

2.   De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen zoals omschreven in artikel 6, tweede lid, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak ter zake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

HOOFDSTUK IV.  VERMIJDING VAN DUBBELE BELASTING

Artikel 23.  Vermijding van dubbele belasting

1.   Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Venezuela mogen worden belast.

2.   Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die volgens artikel 6, artikel 7, artikel 10, zevende lid, artikel 11, zesde lid, artikel 12, vijfde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 15, eerste lid, artikel 18, derde lid, artikel 19, eerste lid, onderdeel a), en tweede lid, onderdeel a), en artikel 22, tweede lid, van deze Overeenkomst in Venezuela mogen worden belast en die in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

3.   Nederland verleent voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 11, tweede lid, artikel 12, tweede lid, artikel 13, vijfde lid, artikel 16, artikel 17 en artikel 18, tweede lid, van deze Overeenkomst in Venezuela mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in het eerste lid bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Venezuela over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

4.   Indien de in feite geheven Venezolaanse belasting op uit Venezuela afkomstige interest of royalty's minder bedraagt dan de belasting die Venezuela ingevolge artikel 11, tweede lid, en artikel 12, tweede lid, mag heffen, wordt het bedrag van de in Venezuela over deze inkomensbestanddelen betaalde belasting, als bedoeld in het derde lid van dit artikel, geacht gelijk te zijn aan het bedrag dat Venezuela ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst mag heffen. Indien evenwel de ingevolge de Venezolaanse wetgeving op vorengenoemde interest en royalty's van toepassing zijnde algemene belastingtarieven worden verlaagd beneden die welke in de vorige zin zijn genoemd, gelden voor de toepassing van die zin deze lagere tarieven. De bepalingen van de twee voorgaande zinnen zijn slechts van toepassing gedurende een tijdvak van tien jaar na de datum waarop de Overeenkomst in werking is getreden. Dit tijdvak kan in onderlinge overeenstemming tussen de bevoegde autoriteiten worden verlengd.

5.   Wat Venezuela betreft, wordt dubbele belasting als volgt vermeden:

     Indien een inwoner van Venezuela voordelen en inkomsten verkrijgt die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in Nederland mogen worden belast, worden deze inkomsten en voordelen in Venezuela vrijgesteld van belasting.

HOOFDSTUK V.  BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 24.  Werkzaamheden buitengaats

1.   De bepalingen van dit artikel vinden toepassing niettegenstaande enigerlei andere bepalingen van deze Overeenkomst. Dit artikel vindt echter geen toepassing indien werkzaamheden buitengaats van een persoon voor die persoon een vaste inrichting vormen ingevolge de bepalingen van artikel 5 of een vast middelpunt ingevolge de bepalingen van artikel 14.

2.   In dit artikel betekent de uitdrukking „werkzaamheden buitengaats” werkzaamheden die buitengaats worden verricht in verband met de exploratie of exploitatie van de in een Overeenkomstsluitende Staat gelegen zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen.

3.   Een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat die in de andere Overeenkomstsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht, wordt onder voorbehoud van het vierde lid van dit artikel, geacht ter zake van die werkzaamheden in die andere Staat een bedrijf uit te oefenen door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, tenzij de genoemde werkzaamheden buitengaats in de andere Staat worden verricht gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van 30 dagen niet te boven gaan. Voor de toepassing van dit lid wordt:

a.   indien een onderneming die in de andere Overeenkomstsluitende Staat werkzaamheden buitengaats verricht en die is gelieerd aan een andere onderneming welke andere onderneming als onderdeel van hetzelfde project dezelfde werkzaamheden buitengaats voortzet die worden of werden uitgevoerd door de eerstgenoemde onderneming, en de hiervoor genoemde door beide ondernemingen verrichte activiteiten bij elkaar opgeteld een tijdvak van 30 dagen te boven gaan, iedere onderneming geacht zijn activiteiten uit te oefenen gedurende een tijdvak dat 30 dagen in een periode van 12 maanden te boven gaat;

b.   een onderneming geacht gelieerd te zijn aan een andere onderneming indien de een onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van de andere onderneming bezit of indien een persoon onmiddellijk of middellijk ten minste een derde deel van het kapitaal van beide ondernemingen bezit.

4.   Voor de toepassing van het derde lid van dit artikel wordt de uitdrukking „werkzaamheden buitengaats” evenwel geacht niet te omvatten:

a.   een van de activiteiten of een combinatie daarvan als bedoeld in artikel 5, vierde lid;

b.   sleep- of ankerwerkzaamheden door schepen die in de eerste plaats zijn ontworpen voor dat doel alsmede andere door zulke schepen verrichte activiteiten;

c.   het vervoer van voorraden of personeel door schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer.

5.   Een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat die in het kader van een vrij beroep of van andere werkzaamheden van zelfstandige aard in de andere Staat werkzaamheden buitengaats verricht, wordt geacht deze werkzaamheden te verrichten vanuit een vast middelpunt in de andere Staat indien de desbetreffende werkzaamheden buitengaats een aaneengesloten periode van 30 dagen of meer duren.

6.   Salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking in verband met werkzaamheden buitengaats die worden verricht door middel van een vaste inrichting in de andere Staat mogen in zoverre de dienstbetrekking in de andere Staat buitengaats wordt uitgeoefend, in die andere Staat worden belast.

7.   Indien aan de hand van bewijsstukken wordt aangetoond dat in Venezuela belasting is betaald over de bestanddelen van het inkomen die ingevolge artikel 7 en artikel 14 in verband met respectievelijk het derde en het vijfde lid van dit artikel, en ingevolge het zesde lid van dit artikel in Venezuela mogen worden belast, verleent Nederland een vermindering van zijn belasting die wordt berekend overeenkomstig de regels die zijn neergelegd in artikel 23, tweede lid.

Artikel 25.  Non-discriminatie

1.   Onderdanen van een Overeenkomstsluitende Staat worden in de andere Overeenkomstsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoners zijn van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten.

2.   De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet zo worden uitgelegd, dat zij een Overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere Overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.

3.   Behalve indien de bepalingen van artikel 9, eerste lid, artikel 11, zevende lid, of artikel 12, zesde lid, van toepassing zijn, zijn interest, royalty's en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat.

4.   Ondernemingen van een Overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

5.   Bijdragen die door of namens een natuurlijke persoon, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat en die geen onderdaan is van die Staat, zijn betaald aan een voor de belastingheffing in de andere Overeenkomstsluitende Staat erkende pensioenregeling van algemene aard en die in beginsel toegankelijk is voor alle werknemers van de betrokken onderneming, worden voor de belastingheffing in de eerstbedoelde Staat op dezelfde wijze behandeld als een bijdrage betaald aan een in die eerstbedoelde Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling, mits:

a.   die natuurlijke persoon reeds bijdroeg aan de pensioenregeling voordat hij inwoner van de eerstbedoelde Staat werd; en

b.   de bevoegde autoriteit van de eerstbedoelde Staat van oordeel is dat de pensioenregeling overeenkomt met een door die Staat voor de belastingheffing erkende pensioenregeling.

     Voor de toepassing van dit lid, omvat „pensioenregeling” mede een pensioenregeling in het leven geroepen ingevolge een publiekrechtelijk stelsel inzake sociale zekerheid.

6.   De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 26.  Regeling voor onderling overleg

1.   Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 25, eerste lid, aan die van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen twee jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

2.   De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staten.

3.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten trachten geschillen die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ten einde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarin de Overeenkomst niet voorziet.

4.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.

5.   Indien na toepassing van de procedures bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid een geschil dat is gerezen over de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in een bepaald geval niet door de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten in een procedure voor onderling overleg kan worden opgelost, kan het geval, als beide bevoegde autoriteiten daarmee instemmen, vreedzaam worden opgelost overeenkomstig internationaal aanvaarde procedures. Deze procedures worden vastgesteld tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten.

6.   Inlichtingen die ter kennis worden gebracht van personen of autoriteiten bij het oplossen van het geschil als bedoeld in het vijfde lid, mogen door die personen of autoriteiten slechts voor dat doel worden gebruikt.

Artikel 27.  Uitwisseling van inlichtingen

1.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of van de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staten betreffende de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. Alle door een Overeenkomstsluitende Staat ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (waaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die zich bezighouden met de vaststelling of invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruik maken. Zij mogen de inlichtingen bekend maken in openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.

2.   In geen geval worden de bepalingen van het eerste lid zo uitgelegd dat zij een Overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen:

a.   administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Staat;

b.   inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn krachtens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Staat;

c.   inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handels werkwijze zouden onthullen, of inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

Artikel 28.  Bijstand bij invordering

1.   De Overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkaar hulp en bijstand te verlenen, in overeenstemming met hun onderscheiden wetgeving en administratieve praktijk, bij de invordering van de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is en de op genoemde belastingen betrekking hebbende verhogingen, boetes, betalingen wegens termijnoverschrijdingen, interest en kosten.

2.   Op verzoek van de verzoekende Staat vordert de aangezochte Staat belastingvorderingen van de eerstgenoemde Staat in overeenkomstig de wetgeving en de administratieve praktijk met betrekking tot de invordering van zijn eigen belastingvorderingen. Deze vorderingen genieten echter geen voorrang in de aangezochte Staat en kunnen niet worden ingevorderd door middel van in hechtenis nemen wegens schuld van de schuldenaar. De aangezochte Staat is niet verplicht invorderingsmaatregelen te nemen waarin de wetgeving van de verzoekende Staat niet voorziet.

3.   De bepalingen van het tweede lid zijn slechts van toepassing op belastingvorderingen die onderwerp zijn van een executoriale titel in de verzoekende Staat en die, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten, niet wordt bestreden. Indien de vordering echter een belastingverplichting betreft van een persoon die geen inwoner van de verzoekende Staat is, is het tweede lid slechts van toepassing indien de vordering niet langer kan worden bestreden, tenzij anders overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten.

4.   De verplichting om bijstand te verlenen bij het invorderen van belastingvorderingen betreffende een overledene of zijn nalatenschap is beperkt tot de waarde van de nalatenschap of van de goederen verkregen door iedere begunstigde van de nalatenschap, afhankelijk van de vraag of de belastingvordering dient te worden ingevorderd uit de nalatenschap of bij de begunstigden daarvan.

5.   De aangezochte Staat is niet verplicht het verzoek in te willigen:

a.   indien de verzoekende Staat niet alle op zijn eigen grondgebied beschikbare middelen heeft aangewend, tenzij aanwending van die middelen zou leiden tot onevenredige moeilijkheden;

b.   indien en voor zover hij de belastingvordering in strijd acht met de bepalingen van deze Overeenkomst of met enige andere overeenkomst waarbij beide Overeenkomstsluitende Staten partij zijn.

6.   Het verzoek om administratieve bijstand bij invordering van een belastingvordering gaat vergezeld van:

a.   een verklaring dat de belastingvordering een belasting betreft waarop deze Overeenkomst van toepassing is en die, onder voorbehoud van het derde lid, niet wordt of niet kan worden bestreden;

b.   een officieel afschrift van de executoriale titel in de verzoekende Staat;

c.   ieder ander document dat vereist is voor invordering;

d.   indien van toepassing, een gewaarmerkt afschrift van een op de belastingvordering betrekking hebbende beslissing genomen door een administratief lichaam of een openbare rechterlijke instantie.

7.   De verzoekende Staat vermeldt het bedrag van de verschuldigde belasting die moet worden ingevorderd, zowel in de munteenheid van de verzoekende Staat als in de munteenheid van de aangezochte Staat. De wisselkoers die met het oog op de voorafgaande zin moet worden gebruikt, is de laatstbekende koers, zoals aangegeven door de centrale Bank van de verzoekende Staat. Ieder bedrag dat door de aangezochte Staat wordt ingevorderd, wordt naar de verzoekende Staat overgemaakt in de munteenheid van de aangezochte Staat. De overmaking geschiedt binnen een termijn van drie maanden na de datum van de invordering.

8.   Op verzoek van de verzoekende Staat neemt de aangezochte Staat met het oog op de invordering van een belastingbedrag, conservatoire maatregelen zelfs indien de vordering wordt bestreden of nog niet invorderbaar is, voor zover dat is toegestaan volgens de wetgeving en de administratieve praktijk van de aangezochte Staat.

9.   De executoriale titel in de verzoekende Staat wordt, indien passend en in overeenstemming met de in de aangezochte Staat van kracht zijnde bepalingen, zo spoedig mogelijk na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand aanvaard, erkend of aangevuld, dan wel vervangen door een executoriale titel in de aangezochte Staat.

10.Vragen betreffende het tijdvak waarbuiten niet langer kan worden ingevorderd vallen onder de wetgeving van de verzoekende Staat. Het verzoek om bijstand bij invordering geeft bijzonderheden aangaande dat tijdvak.

11.Handelingen betreffende invordering, verricht door de aangezochte Staat ingevolge een verzoek om bijstand die overeenkomstig de wetgeving van die Staat een schorsende werking of een onderbreking van het in het tiende lid bedoelde tijdvak tot gevolg zouden hebben, worden geacht hetzelfde gevolg te hebben voor de toepassing van de wetgeving van de verzoekende Staat. De aangezochte Staat doet de verzoekende Staat mededeling van zodanige handelingen.

12.De aangezochte Staat kan uitstel van betaling of betaling in termijnen toestaan indien zijn wetgeving of zijn administratieve praktijk dit toestaat in soortgelijke omstandigheden, echter niet zonder de verzoekende Staat hiervan eerst mededeling te doen.

13.De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten stellen in onderling overleg regels vast betreffende het minimumbedrag van belastingvorderingen waarop het verzoek om bijstand bij invordering betrekking kan hebben, alsmede andere bepalingen betreffende de wijze van toepassing van dit artikel.

14.De Overeenkomstsluitende Staten zien wederzijds af van de terugbetaling van kosten die voortvloeien uit de onderscheiden hulp en bijstand die zij elkaar verlenen bij de toepassing van deze Overeenkomst.

Artikel 29.  Diplomatieke en consulaire ambtenaren

1.   De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

2.   Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt een natuurlijke persoon die lid is van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat en die onderdaan is van de zendstaat, geacht inwoner van de zendstaat te zijn, indien hij daarin aan dezelfde verplichtingen terzake van belastingen naar het inkomen is onderworpen als inwoners van die Staat.

3.   De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen en functionarissen, noch op leden van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde Staat die in een Overeenkomstsluitende Staat verblijven, indien zij in die Staat niet aan dezelfde verplichtingen ter zake van belastingen naar het inkomen zijn onderworpen als inwoners van die Staat.

Artikel 30.  Uitbreiding tot andere gebieden

1.   Deze Overeenkomst kan, hetzij in haar geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of Aruba, indien het betrokken land belastingen heft die in wezen gelijksoortig zijn aan de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Zulk een uitbreiding wordt van kracht met ingang van een datum en met inachtneming van wijzigingen en voorwaarden, waaronder begrepen voorwaarden ten aanzien van de beëindiging, nader vast te stellen en overeen te komen bij diplomatieke notawisseling.

2.   Tenzij anders overeengekomen, brengt de beëindiging van de Overeenkomst niet met zich mede, dat tevens de uitbreiding van de Overeenkomst tot enig land waartoe zij ingevolge dit artikel is uitgebreid, wordt beëindigd.

HOOFDSTUK VI.  SLOTBEPALINGEN

Artikel 31.  Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking dertig dagen na de laatste der beide data waarop de onderscheiden Regeringen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld, dat de in hun onderscheiden Staten grondwettelijk vereiste formaliteiten zijn vervuld, en de bepalingen ervan vinden toepassing voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden.

Artikel 32.  Beëindiging

Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een van de Overeenkomstsluitende Partijen wordt beëindigd. Elk van de Partijen kan de Overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een periode van vijfjaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst een kennisgeving van beëindiging te doen. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn voor belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

 TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 29ste mei 1991, in tweevoud, in de Nederlandse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval de Nederlandse en de Spaanse tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst beslissend.

 Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) H. VAN DEN BROEK

 Voor de Regering van de Republiek Venezuela,

(w.g.) ARMANDO DURAN


Protocol

 Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

I

Indien ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst inkomsten in Nederland van belasting zijn vrijgesteld, en die inkomsten ingevolge de wetgeving van Venezuela worden aangemerkt als inkomsten uit buitenlandse bron en om die reden van belasting zijn vrijgesteld in Venezuela, dan mag Nederland die inkomsten belasten als ware de Overeenkomst niet in werking getreden.

II.  Ad artikelen 3 en 4

Het is wel verstaan dat voor de toepassing van deze Overeenkomst de uitdrukkingen „persoon”, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d), en „inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat”, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet omvatten een vaste inrichting of een vast middelpunt.

III.  Ad artikel 4

Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Overeenkomstsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.

IV.  Ad artikelen 5, 6 en 13

Het is wel verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van de zeebodem en de ondergrond daarvan en hun natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerend goed dat is gelegen in de Overeenkomstsluitende Staat op wiens zeebodem en ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij, of voordelen uit, activa die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.

V.  Ad artikel 7

Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van de vergoedingen die aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op dat deel van de overeenkomst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Staat waarvan de onderneming inwoner is.

VI.  Ad artikelen 7 en 14

Vergoedingen voor technische diensten, daaronder begrepen studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van raadgevende of toezichthoudende aard worden beschouwd als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing zijn.

VII.  Ad artikel 10

Het is met betrekking tot dividenden als bedoeld in artikel 10, derde lid, die worden betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland, wel verstaan dat indien de belastingheffing van die dividenden ingevolge de in Venezuela van kracht zijnde wetgeving resulteert in een belastingdruk in Venezuela van minder dan 10 percent van het brutobedrag van die dividenden, Nederland vanaf de datum waarop die wetgeving in werking is getreden een belasting mag heffen die 10 percent van het brutobedrag van die dividenden niet te boven gaat. Ingeval die dividenden ingevolge de in Venezuela van kracht zijnde wetgeving worden beschouwd als inkomsten uit buitenlandse bron, en om die reden in Venezuela van belasting zijn vrijgesteld, zijn de bepalingen van artikel I van dit Protocol van toepassing.

VIII.  Ad artikelen 10, 11 en 12

Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van twee jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

IX [Vervallen per 11-12-1997]

X.  Ad artikel 12

Het is wel verstaan dat inkomsten uit normale verhuuractiviteiten niet worden beschouwd als „vergoedingen voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting”. Niettegenstaande de voorgaande zin zullen, als die verhuuractiviteiten in belangrijke mate mede de overdracht van technologische kennis omvatten, de vergoedingen voor die overdracht in die mate worden beschouwd als „vergoedingen voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap”, als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel a).

XI.  Ad artikel 16

 Het is wel verstaan dat de uitdrukking „bestuurder” of „commissaris” van een Nederlands lichaam slaat op personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en die zijn belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht daarop.

XII.  Ad artikel 30

Het is wel verstaan dat ingeval de Overeenkomst wordt uitgebreid tot de Nederlandse Antillen of Aruba, die uitbreiding op adequate wijze het karakter dient te weerspiegelen van het belastingsysteem van elk van deze landen.

De uitbreiding tot andere gebieden als bedoeld in artikel 30 moet ook voorafgegaan worden door een daartoe strekkende aanbeveling van de bevoegde autoriteit van Venezuela.

 TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te 's-Gravenhage, de 29ste mei 1991, in tweevoud, in de Nederlandse, de Spaanse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval de Nederlandse en de Spaanse tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst beslissend.

 Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

(w.g.) H. VAN DEN BROEK

 Voor de Regering van de Republiek Venezuela,

(w.g.) ARMANDO DURAN


Deel deze pagina

Laatste update op 05-09-2013
Artikel gemaakt op 27-07-2009
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Landendesk Belastingverdragen Belastingverdragen Venezuela

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap