Ontbreken adminstratie en omkering bewijslast
Als u uw administratie niet op orde heeft, dan kan de belastingdienst de bewijslast omkeren. Dit is een zware maatregel welke niet zomaar mag worden toegepast. De rechter zal kritisch kijken of de Belastingdienst zorgvuldig met de maatregel is omgegaan. Een correcte en controleerbare administratie (artikel 52 AWR) vormt de basis voor de fiscale verhouding tussen de ondernemer en de belastingdienst. Als deze administratie ontbreekt kan dit leiden tot een omkering en verzwaring van de bewijslast (artikel 27e AWR) van de ondernemer. De inspecteur krijgt dan de ruimte om de winst (en andere grondslagen) te schatten. Het is vervolgens aan de ondernemer om te schatting te weerleggen. In dit artikel behandelen wij een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam d.d. 18 maart 2025 (ECLI:NL:GHAMS:2025:1145) waarbij de administratie ontbrak en de ondernemer conform een schatting van de inspecteur navorderingsaanslagen in de brievenbus ontving. De vergrijpboetes waren door de Rechtbank Noord Nederland d.d. 24 augustus 2022 (ECLI:NL:RBNHO:2022:12534) vernietigd, het gerechtshof was het hier niet mee eens, de boetes zijn terecht door de inspecteur opgelegd.
|
De inspecteur mag schatten | |
De ondernemer moet aantonen dat die schatting onjuist is | ||
Onderbouw altijd de omzet en bewaar administratie 7 jaar | ||
Bewijslast rust volledig bij de ondernemer | ||
Marginale toetsing vervalt : rechter toetst "redelijk verdedigbaar" | ||
Boete speciale aandacht, kan er regelmatig af. |
Correctie winst restaurant zonder administratie
Henk is met zijn vrouw eigenaar van een grill restaurant. Naar aanleiding van een melding (en gedeeltelijke verstrekking van een deel van de administratie) door een werknemer wordt een boekenonderzoek ingesteld. De administratie is niet op orde (deels weggegooid) en de bewijslast wordt omgekeerd. De inspecteur stelt een schatting van de winst op en op grond hiervan worden diverse navorderingsaanslagen met boetes opgelegd. Henk stelt dat de omzetten niet redelijk zijn geschat. De rechtbank en het Gerechtshof zijn het met de belastingdienst eens. Dit komt met name omdat Henk over grote sommen contant geld beschikt (waarvoor geen logische verklaring is).
Wanneer mag de bewijslast worden omgekeerd door de belastingdienst
Degene die aangifte doet, is gehouden de in de aangifte gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te vullen. Dat stelt de belastingdienst in staat een juiste belastingaanslag op te leggen. Als in een aangifte niet de gehele winst wordt aangegeven, heeft de belastingdienst niet de benodigde informatie om een juiste aanslag op te leggen. Om de bewijs- en informatiepositie van de belastingdienst te verbeteren bij onvolledige aangifte, bepaalt de wet dat belastingdienst de inkomsten, marges en kosten mag schatten. De beruchte ‘omkering van de bewijslast’. Ook moet de belastingdienst een redelijke schatting maken van het inkomen.
Belastingdienst moet redelijke schatting bewijzen
De belastingdienst vordert vijf jaar na. De eerste vier jaar over € 5.000 wegens de kleding en het vijfde jaar naast de kleding ook over het horloge (€ 68.000). Bij het gerechtshof gaat de correctie voor de kleding terug naar € 1500 per jaar. Die voor het horloge blijft echter € 68.000. Daartegen komt Henk in cassatie en volgens de Hoge Raad heeft hij daar een punt.
De Hoge Raad stelt droogjes vast dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat het horloge van Henk is. Dan kan dat horloge evenmin een aanknopingspunt zijn voor de bepaling van het inkomen (dat Henk verdiend zou hebben om het horloge te kopen). De belastingdienst moet onderbouwen dat de schatting redelijk is. Dat kan niet op basis van een horloge dat niet van de belastingplichtige is. Daaraan doet niet af dat de bewijsdrempel van de schatting lager is dan voor de onjuiste aangifte.
Kennisgroep belastingdienst inzake omkering van de bewijslast
Op 27 mei 2022 heeft de hoge raad een arrest gewezen inzake de omkering van de bewijslast. De Hoge Raad heeft in zijn arrest kort gezegd geoordeeld dat het niet beantwoorden van vraag 37 van het aangiftebiljet enkel voor de elementen in de aangifte waar de niet beantwoording van deze vraag voor van belang kan zijn, tot omkering en verzwaring van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte leidt. Door de kennisgroep wordt een standpunt ingenomenomtrent de genoemde procedure. De vragen die worden beantwoord zijn de volgende:
- Heeft de Hoge Raad met het arrest van 27 mei 2022, afstand genomen van het vereiste dat absoluut en relatief aanzienlijk te weinig belasting moet zijn geheven zoals de Hoge Raad voor inhoudelijke gebreken heeft geformuleerd in zijn arrest HR 24 april 2015 ECLI:NL:HR:2015:1083. De belastingdienst komt tot de volgende beantwoording : De kennisgroep onderkent een verschil in het niet beantwoorden van een vraag zoals in het arrest van 27 mei 2022 het geval was en inhoudelijke gebreken in de aangifte zoals aan de orde in het arrest van 24 april 2015. Voor het niet beantwoorden van een dergelijke vraag geldt het toetsingskader zoals de Hoge Raad heeft uiteengezet in het arrest van 27 mei 2022. Ten aanzien van inhoudelijke gebreken ziet de kennisgroep voldoende aanleiding om aan te nemen dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van het arrest van 24 april 2015.
- Heeft het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 tot gevolg dat uitsluitend nog partiële omkering en verzwaring van de bewijslast kan plaatsvinden? Nee. Ervan uitgaande dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van het arrest van 24 april 2015 blijft voor inhoudelijke gebreken in de aangifte gelden dat de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is op de gehele belastingaanslag.
Het niet doen van de vereiste aangifte kan leiden tot het intreden van de bewijsrechtelijke sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast. Dit is geregeld in artikel 25, derde lid, en artikel 27e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
- Artikel 25, derde lid, AWR luidt als volgt: “Indien het bezwaar is gericht tegen een aanslag, een navorderingsaanslag, een naheffingsaanslag of een beschikking, met betrekking tot welke de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag of beschikking gehandhaafd, tenzij is gebleken dat en in hoeverre die belastingaanslag of beschikking onjuist is. De eerste volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht tegen een vergrijpboete.”
- Artikel 27e, eerste lid, AWR luidt als volgt: “Indien de vereiste aangifte niet is gedaan of sprake is van een onherroepelijk geworden informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.”
De centrale vraag is of de Hoge Raad in zijn arrest uit 2022 is teruggekomen op haar arrest uit 2015. In dit laatste arrest oordeelde de Hoge Raad dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte niet de vereiste aangifte is gedaan als volgens de aangifte verschuldigde belastingen (relatief en absoluut) aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belastingen. Omdat de Hoge Raad in zijn laatste arrest niet uitdrukkelijk afstand neemt van het eerdere arrest gaat de belastingdienst ervan uit dat de Hoge Raad niet is teruggekomen van zijn eerdere oordeel, dit is logisch omdat dit de belastingdienst ook niet goed zou uitkomen.
Als het arrest uit 2022 goed wordt gelezen dan komen wij tot de conclusie dat omkering van de bewijslast niet langer geldt voor de hele aangifte, maar alleen voor de onderdelen in de aangifte inkomstenbelasting waarvan aan belastingplichtige een verwijt kan worden gemaakt.
Advisering fiscaal jurist inzake omkering bewijslast en bewijsvoering
Doe altijd aangifte, anders loop je per definitie tegen de omkering van de bewijslast aan. Dat is een zeer penibele situatie voor de belastingplichtige, want bewijs maar eens dat je iets niet genoten hebt en/of dat de inspecteur de omzet te hoog heeft ingeschat. Terecht stelt de Hoge Raad dan ook de eis van een redelijke schatting. Maar als er bijvoorbeeld via aanwezige bezittingen of contanten vreemde verschillen ontstaan staat de belastingplichtige 3-0 achter.
Heeft u de belastingdienst op bezoek of vindt onderzoek plaats, neem dan contact op met uw deskundige en voorkom de omkering van de bewijslast of beperk de schade.
Bronnen ‘Omkering bewijslast en redelijke schatting’
Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1093
Hoge Raad 27 mei 2022 ECLI:NL:HR:2022:767
Hoge Raad 8 april 2022 ECLI:NL:HR:2022:526
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 april 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1269