Box 3 heffing in 2021
Prinsjesdag 2020: belasting op het vermogen
Een punt van discussie waar de Regering al langere tijd niet tot een echte oplossing komt vormt de belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting (belastingheffing over sparen en beleggen).
De Hoge Raad heeft in diverse arresten aangegeven dat het forfaitair rendement dat in aanmerking wordt genomen te hoog is gelet op de rendementen die werkelijk kunnen worden gerealiseerd.
Ook is er de vraag of de belastingheffing over kleine vermogen moet worden ontzien en hoe moet worden omgegaan met directeuren-aandeelhouders met aanzienlijke schulden bij hun eigen BV.
De Regering komt nu met een voorstel tot een (eerste) aanpassing.
Heffingsvrij- / belastingvrij vermogen
Het heffingvrije vermogen wordt verhoogd van € 30.846 per persoon (in 2020) naar € 50.000 per persoon (in 2021). Partners mogen het heffingvrije vermogen dus tweemaal in aanmerking nemen in het bepalen van hun gezamenlijke grondslag sparen en beleggen. Hiermee worden kleine vermogen niet zo snel in de belastingheffing betrokken. De raming is dat 900.000 mensen geen belasting meer gaan betalen in box 3.
Tarief box 3 stijgt
Het belastingtarief in box 3 stijgt van 30% (2020) naar 31% (2021).
Formele aspecten box 3
De formeelrechtelijke aanpassingen moeten voorkomen dat een ophoging van het heffingvrije vermogen doorwerkt naar de vermogenstoets die in veel inkomensafhankelijke regelingen wordt gehanteerd.
Gevolg van het voorkomen van deze doorwerking naar inkomensafhankelijke regelingen, is dat belastingplichtigen met een vermogen van € 31.430 (per 2021) nog steeds aangifte inkomstenbelasting over box 3 moeten doen, ook al wordt het heffingvrije vermogen verhoogd tot € 50.000.