print sitemap zoeken disclaimer contact

Vergoeding laadkosten thuis bij auto van de zaak

In dit onderdeel een uitwerking van de vergoedingsmogelijkheden voor een laadpaal bij de werknemer thuis. De kennisgroep stelt het volgende:

  • Veel werkgevers plaatsen een laadpaal bij werknemers thuis om de elektrische auto van de zaak te kunnen opladen.
  • De elektriciteit wordt door de werknemer betaald, deze wordt veelal door de werkgever vergoed (veelal heeft de laadpaal een keurige registratie van het verbruik).
  • Omdat de energieprijs bestaat uit verschillende componenten (variabel tarief, energiebelasting en compensatie energiebelasting), kan er discussie ontstaan over de omvang van de belastingvrije vergoeding.
  • De werkelijke kosten van de werknemer mogen worden vergoed (dit zijn variabele en vaste kosten).
  • Een onbelaste vergoeding voor de gemiddelde energieprijs is volgens de Belastingdienst niet mogelijk.
  • In sommige gevallen zijn er subsidiemogelijkheden voor de aankoop van een laadpaal.

Standpunt kennisgroep inzake vergoeding laadkosten auto van de zaak

Aanleiding

Werknemers van een werkgever hebben een elektrische auto van de zaak. Bij hun woning heeft de werkgever een laadpaal laten plaatsen. De werknemers betalen de elektriciteitskosten voor het laden van de auto van de zaak via hun eigen (privé-)meter aan hun energiemaatschappij. De werkgever vergoedt deze elektriciteitskosten aan de werknemer. Iedere verbruikte kilowattuur (hierna: kWh) voor het opladen van de auto wordt automatisch geregistreerd door de laadpaal en vervolgens door de partij die het opladen van auto’s voor de werkgever administreert, doorgegeven aan de werkgever. Dat vormt de basis voor de vergoeding van de (intermediaire) elektriciteitskosten van de auto van de zaak aan de werknemer.

De energieprijs voor iedere kWh bestaat, naast een vast leverings- en transporttarief, uit de volgende onderdelen:

  1. het variabel leveringstarief;
  2. de opslag voor duurzame energie (ODE);
  3. de energiebelasting; en,
  4. de vermindering van de energiebelasting.

Wat betreft de vermindering van de energiebelasting kan worden opgemerkt dat de overheid een deel van het energieverbruik ziet als basisbehoefte waarover geen belasting hoeft te worden betaald. De energiebelasting wordt daarom verminderd met een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting per jaar, verrekend via de energierekening. Ook iemand die in een jaar minder energiebelasting betaalt dan het bedrag van de belastingvermindering, ontvangt de volledige vermindering. Deze vermindering is per 1 januari 2022 sterk verhoogd als compensatie voor de gestegen energieprijzen.

Omdat het bepalen van de hoogte van de vergoeding op declaratiebasis tot een grote uitvoeringslast leidt, mede gezien de grote variatie in energiecontracten en prijzen, verzoekt de werkgever de inspecteur akkoord te gaan met het toepassen van de gemiddelde elektriciteitsprijs voor consumenten die het CBS publiceert (hierna: consumentenprijs). Het CBS hanteert echter ook lagere tarieven, namelijk de gemiddelde prijzen van eindgebruikers (hierna: eindgebruikersprijs). Zie voor een nadere toelichting op deze prijzen de site van het CBS.

De werkgever stelt dat het verschil tussen beide CBS-tarieven gevormd wordt door de vaste prijscomponenten (onderdelen 2, 3 en 4); gemiddeld een negatief bedrag door de vermindering van energiebelasting. Hij wil de vaste prijscomponenten buiten beschouwing laten, omdat deze bedragen niet afhankelijk zijn van het daadwerkelijke verbruik van energie voor de laadpaal. De werkgever wil dus uitgaan van de consumentenprijs.

Vraag

Blijft een vergoeding van de werkgever op basis van de consumentenprijs of de eindverbruikersprijs buiten de loonsfeer?

Antwoord

Nee, omdat de werkgever niet aannemelijk maakt dat de vergoeding gelijk is aan de werkelijke uitgaven van de werknemer aan elektriciteit voor de auto van de zaak (intermediaire kosten). Ook kan de vergoeding niet worden aangemerkt als een zakelijke transactie.

Beschouwing
Intermediaire kosten

Een vergoeding voor intermediaire kosten vormt geen loon, voor zover de vergoeding niet hoger is dan het bedrag van de werkelijke uitgaven die de werknemer heeft gemaakt (voetnoot 1). De wet geeft geen definitie van intermediaire kosten. Volgens de staatssecretaris van Financiën (voetnoot 2) zijn intermediaire kosten uitgaven die de werknemer niet voor zichzelf doet, maar (1) namens de werkgever en (2) voor diens rekening.

Elektriciteitskosten die de werknemer betaalt aan zijn energiemaatschappij voor het opladen van de auto van de zaak zijn een voorbeeld van intermediaire kosten. De kosten van de auto zijn in beginsel kosten van de werkgever. Zie ook het besluit (voetnoot 3) van de staatssecretaris van Financiën waarin hij het denkbaar acht

“dat werkgever en werknemer overeenkomen dat de werknemer de feitelijk verbruikte elektriciteit voor een ter beschikking gestelde auto tegen kostprijs doorlevert aan de werkgever.(…) Een dergelijke overeenkomst heeft geen gevolgen voor de vaststelling van het loon en daarmee de loonheffingen.”

In casu levert de werknemer als het ware elektriciteit door aan zijn werkgever. De tegenprestatie van de werkgever behoort niet tot het loon. De werknemer moet wel daadwerkelijk kosten maken. De kosten bestaan uit de prijs die de werknemer verschuldigd is aan zijn energiemaatschappij voor de elektriciteit voor de auto van de zaak (kostprijs). (voetnoot 4)

Kostprijs elektriciteit

De vraag is of de kostprijs alleen bestaat uit de extra kosten die de werknemer verschuldigd is aan de energiemaatschappij of dat moet worden uitgaan van de integrale kosten per kWh. Naar de mening van de kennisgroep moet worden uitgegaan van het laatste. De uitgaven aan elektriciteit voor de auto van de zaak hangen voor de werknemer immers niet alleen af van de variabele kosten, maar ook van de vaste kosten. De prijs die de werknemer per kWh betaalt, wordt bepaald door zijn variabele en vaste kosten gedeeld door het aantal door hem verbruikte kWh.

Vaste vergoeding intermediaire kosten

Kan de werkgever een onbelaste vergoeding voor intermediaire kosten geven aan de hand van een gemiddelde elektriciteitsprijs? De kennisgroep meent van niet. De verschillende energiecontracten in de markt, de aanwezigheid en invloed van zonnepanelen of andere energiegerelateerde producten, laadpalen die in de praktijk energie kunnen terugleveren etc. maken dat de variatie te groot is om voor alle werknemers hetzelfde tarief te hanteren. Feitelijke situaties kunnen enorm afwijken van het gemiddelde.

Als de werkgever toch een vaste vergoeding per kWh wil geven, moet hij aannemelijk maken dat deze vergoeding lager is dan de werkelijke integrale kostprijs van alle werknemers. Hij zou hierbij gebruik kunnen maken van de goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën (voetnoot 5) als hij voldoet aan de voorwaarden voor het geven van een vaste vergoeding voor intermediaire kosten. Onderdeel hiervan is dat er een onderzoek plaatsvindt naar de werkelijke kosten. Omdat er geen sprake is van een homogene groep wat betreft kosten, lijkt dit een onhaalbare kaart.

Zakelijke transactie?

Als een werkgever en een werknemer afspraken maken over de doorlevering van energie onder zakelijke voorwaarden, dan vindt deze transactie ook plaats buiten de loonsfeer (zakelijke transactie). Er is dan geen sprake van een vergoeding voor intermediaire kosten, maar ook in dat geval speelt de vergoeding zich af buiten de loonsfeer.

De kennisgroep meent dat in het geval de werkgever een vergoeding geeft op grond van een gemiddelde prijs vastgesteld door het CBS, er geen sprake is van een zakelijke transactie. In een volatiele markt is het niet aannemelijk dat een willekeurige derde zich zal vastleggen op een vaste prijs met een kans op een (groot) nadeel.

Ten slotte

Een hogere of een lagere vergoeding dan de werkelijke kostprijs kan een effect hebben op de hoogte van het loon. Dit is ter beoordeling aan de inspecteur.

Voetnoten
  1. Zie ook Kamerstukken I, 2009/10, 32128, E, p. 14-15.
  2. Het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 29 december 2014, Stcrt. 2014, 36871 (onderdeel 3.3.2).
  3. Het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2015, nr. BLKB2015-0188M (onderdeel 5.3).
  4. Zie ook het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 20 maart 2015, nr. BLKB2015-0188M. (onderdeel 5.3).
  5. Besluit van 21 juni 2022, nr. 2022-159595.

Deel deze pagina

Laatste update op 31-03-2023
Artikel gemaakt op 30-03-2023
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Kennisbank Kennisgroep Belastingdienst Kennisgroep Loonheffingen Vergoeding laadkosten elektrische auto

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap