Belastingrente in strijd met evenredigheidsbeginsel
De belastingrente van 8% voor de vennootschapsbelasting is in strijd met het evenredigheidsbeginsel, aldus de rechtbank Noord Nederland. Een mooie uitspraak waar ondernemers hun voordeel mee kunnen doen.
De belastingrente
De belastingrente is verschuldigd als niet tijdig een aanslag is aangevraagd of de aangifte is ingediend en er een bedrag aan belastingen moet worden betaald. Dit tarief was gekoppeld aan de rente voor handelstransacties, voor de inkomstenbelasting is deze rente 7,5% en voor de vennootschapsbelasting is deze zelfs 10%. Er is veel kritiek op deze rente, dit is immers niet marktconform. Er wordt geen belastingrente berekend als er een voorlopige aanslag wordt aangevraagd voor 1 mei van het lopende boekjaar op het niveau van het kalenderjaar wordt gebracht (binnen 4 maanden) en de aanslag conform wordt opgelegd.
De uitspraak
Op 7 november 2024 is uitspraak gedaan door de Rechtbank Noord-Nederland over de belastingrente voor de Vennootschapsbelasting (hierna: vpb). De casus zag op een voorlopige aanslag vpb waarover de inspecteur 8% belastingrente heeft gerekend. In geschil heeft de inspecteur het juiste bedrag aan belastingrente gerekend.
Voor COVID-19 werd het percentage van de belastingrente opgenomen in de wettekst. Wanneer iets is opgenomen in de wettekst mag de rechter het bepaalde niet toetsen aan de algemene rechtsbeginselen. Toen de COVID-19 uitbrak is ervoor gekozen om het percentage niet in de wet op te nemen, maar in een besluit. Op die manier kon de wetgever de belastingrente in verband met COVID-19 sneller aanpassen. Omdat de rente (sinds corona) niet meer is ondergebracht in de wet maar in het besluit Belasting- en invorderingsrente kan deze worden getoetst aan de algemene rechtsbeginselen (zoals het evenredigheidsbeginsel). De rechtbank besluit dat de het besluit onverbindend moet worden verklaard omdat er geen rechtsvaardigingsgrond is voor deze belachelijk hoge rente. De rechtbank concludeert dat een belastingrente van 8% onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de vpb-plichtigen. Tussen partijen was overeengekomen dat wanneer de belanghebbende in het gelijk zou worden gesteld, het percentage zou worden verlaagd naar 4%. Conclusie: de rechtbank verklaard het beroep gegrond en verminderd de belastingrente naar 4%. Dat er hoger beroep (of sprongcassatie) gaat volgen ligt voor de hand. Deze uitspraak geldt voor alle aanslagen die zijn opgelegd vanaf (1 januari) 2022.
Mogelijk geldt voorgenoemde ook voor de per 1 januari 2024 geldende belastingrente van 10%. Belangrijk daarbij is wel om te beseffen dat de rente over de jaren 2022 en 2023 werd vastgesteld aan de hand van de wettelijke rente voor handelstransacties. Sinds 2024 is de belastingrente gekoppeld aan de voor de Europese Centrale Bank geldende rente. Dit zorgt ervoor dat de feiten en omstandigheden wijzigen en mogelijk kunnen leiden tot een andere uitkomst.
In een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland d.d. 3 februari 2021 (ECLI:NL:RBGEL:2021:497) is de strijdigheid met het evenredigheidsbeginsel ook al eens aan de orde gesteld. In hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden d.d. 29 maart 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:2520) weer redelijk teniet gedaan, edoch destijds stond de belastingrente nog in de wet.
Evenredigheidsbeginsel in de fiscale wetgeving
De Belastingdienst en de belastingplichtige moeten zich aan besluiten (en de wet) houden dit is de basis. Echter moet de Belastingdienst nadelige gevolgen van een besluit afwegen tegen de belangen van de belastingplichtige (en de maatschappij). Wettelijke bepalingen worden zelden door rechters opzij gezet, voor besluiten ligt dit anders. De rechter mag in beginsel geen (dwingende) wetten buiten beschouwing laten ook niet als deze onredelijk zijn (zie RvS 1 maart 2023). Een rechter gaat niet over onredelijke wetgeving en mag deze in principe niet toetsen (artikel 120 Grondwet). Er komt wellicht nog aangepaste wetgeving waardoor dit in de toekomst wellicht wel kan. Op dit moment kan dit alleen via een u bocht als bepaalde omstandigheden bij het opstellen en invoeren van wetgeving niet is meegenomen (zie AG 18 mei 2022 ECLI:NL:RVS:2022:1441) . Een mooi voorbeeld inzake de belastingrente is een uitspraak van de Hoge Raad d.d. 18 november 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1673), de belastingrente wordt in rekening gebracht zodat een belastingplichtige tijdig zijn belastingen gaat betalen. In dit geval stond het geld al bij de Belastingdienst en ging de rentetikker wel lopen (dus geen rentenadeel).
Bij lagere wetgeving (zoals besluiten en ministeriele regelingen) is er meer speelruimte voor rechters en de Belastingdienst. In een casus bij de Raad van State d.d. 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).
Belastingrente over oudere jaren niet strijdig met EVRM of EU Recht
In een zaak die liep bij het Gerechtshof Den Haag d.d. 17 september 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:1800) kwam de vraag aan de orde of de belastingrente - die toen nog in de wet stond - in strijd is met het EU recht, het EVRM en/of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Belanghebbende kreeg een naheffingsaanslag en belastingrente opgelegd over een periode van vijf jaar. In geschil is de vraag of de belastingrente in strijd is met Europese verdragen en beginselen van behoorlijk bestuur. Het belastingrentepercentage is gelijk aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties, met een minimum van 4%. Het doel van de regeling is niet budgettaire opbrengst, maar eerder het realiseren van geschatte inkomsten. Door COVID-19 is dit percentage tijdelijk verlaagd, maar in 2020 weer vastgesteld op minimaal 4%. Het hof acht het minimumpercentage van 4% voldoende toegankelijk, precies en voorzienbaar. Dit betekent dat belastingplichtigen voldoende geïnformeerd zijn over de regeling. Verder komt het Hof tot het volgende:
- Legitiem doel en ‘fair balance’-toets: Het heffen van belastingrente dient een legitiem doel. Hoewel de belastingrente deels budgettair is gemotiveerd, blijft het percentage binnen de ruime beoordelingsmarge van de wetgever en kan niet worden beschouwd als een buitensporige last voor individuele belastingplichtigen.
- Geen strafmaatregel: Het hof stelt dat belastingrente geen "boete" is, maar een gevolg van tijdsverloop en hoogte van de te betalen belasting zonder strafcomponent. Hiermee is er geen sprake van een 'criminal charge' volgens art. 6 EVRM.
- EU Handvest en evenredigheidsbeginsel: Belanghebbende heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de belastingrenteberekening binnen de werkingssfeer van het EU Handvest valt. Zelfs als dit het geval was, leidt dit niet tot een ander oordeel.
- Geen schending van behoorlijk bestuur: Het hof oordeelt dat het belastingrentepercentage, vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur, binnen de beleidsruimte valt van de staatssecretaris. Er is geen sprake van een willekeurige of onredelijke heffing die in strijd is met de intentie van de wetgever.
Noot fiscaal jurist inzake belastingrente en beginselen behoorlijk bestuur
Als de Belastingdienst aangiften of belastingzaken in behandeling heeft moet er rekening worden gehouden met een aantal algemene richtlijnen, dit noemen we binnen ons vak de algemeen beginselen van behoorlijk bestuur. Als belastingplichtige kunt u hierop een beroep doen, de belangrijkste algemene beginselen zijn:
- Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moet gelijk worden behandeld.
- Vertrouwensbeginsel: u mag vertrouwen op informatie en mededelingen van de Belastingdienst, echter niet altijd.
- Fair play beginsel: breed begrip, ondermeer bij redelijke verdeling bewijslast, niet vooringenomen en zonder partijdig standpunt.
- Proportionaliteitsbeginsel: onderzoek en vragen in verhouding tot het doel dat er wordt gediend.
- Verbod willekeur: spreekt voor zich.
- Verbod misbruik van bevoegdheden: bevoegdheden alleen gebruiken voor doel waarvoor deze is gegeven.
- Zorgvuldigheidsbeginsel: bij besluiten alle belangen zorgvuldig afwegen en onderzoeken.
- Motiveringsbeginsel: deugdelijke en heldere motiviering voor genomen besluiten.
- Rechtszekerheidsbeginsel: belasting kan alleen worden geheven op grond van de wet en beleidsregels. Zonder motivering mag hiervan niet worden afgeweken.
Het besluit inzake de hoge belastingrente is om belastingplichtigen snel en correct hun belastingschulden te laten betalen. Om hiervoor een extreem hoge rente te rekenen is hiermee niet in lijn, de hoge rente lijkt dan meer op een straf. Ook standpunten van kennisgroepen worden als beleid aangemerkt (zie hier). In de zaak die speelde bij het Gerechtshof Den Haag is gekeken naar strijdigheid met het EU recht / EVRM tijdens de periode dat de belastingrente is opgenomen in wetgeving, het oordeel van het hof was "dit is prima". Onder het besluit komt de rechtbank tot oordeel dat de belastingrente wel strijdig is met de algemene rechtsbeginselen. Het lijkt logisch dat er tegen de uitspraak van de Rechtbank nog hoger beroep gaat volgen, de Belastingdienst zal hierbij kijken naar de argumenten van het Gerechtshof. Het Hof stelt voorop dat het relevante belastingrentepercentage op grond van artikel 30hb AWR, zoals dat met ingang van 1 oktober 2020 luidt, bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Het uitgangspunt is dat aan de staatsecretaris hierbij beleidsruimte toekomt en dat de rechter zich terughoudend opstelt bij de beoordeling van de vraag of de staatssecretaris in redelijkheid tot vaststelling van het besluit heeft kunnen komen (HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1360).
We wachten maar eens af, maar voorlopig adviseren wij belastingplichtigen wel bezwaar te maken en/of met de uitspraak van de rechtbank rekening te houden met beroepszaken.
Tip voor de vpb-plichtigen
Ontvangt u een aanslag vpb waarbij 8 of 10% aan belastingrente in rekening is gebracht over de jaren 2021, 2022 of 2023? Maak bezwaar tegen de aanslag vpb binnen 6 weken en doe een beroep op de uitspraak ter behoud van rechten. Let wel, dit betreft een uitspraak van een rechtbank en daarom is de verwachting dat er nog in hoger beroep zal worden gegaan. De conclusie in hoger beroep kan anders zijn. Advies is daarom om wel de aanslag inclusief belastingrente te betalen. Als u namelijk uitstel van betaling vraagt en in Hoger beroep wordt geconcludeerd dat de rente van 8 of 10% wel mag, dan moet u over het gehele bedrag invorderingsrente betalen!