Geen navordering ondanks foutieve aangifte Inkomstenbelasting
Hof Den Haag heeft op 21 december 2016 een interessante uitspraak gedaan, waaruit blijkt dat het opleggen van een navorderingsaanslag door de Belastingdienst niet zomaar kan, ook al is duidelijk dat er een foutieve aangifte is ingediend.
Casus
In deze zaak ging het om iemand die psychosociale zorg verleende aan houders van een PGB. Omdat hij daarnaast ook nog les gaf aan een VMBO, was er geen sprake van winst uit onderneming maar van resultaat uit overige werkzaamheden.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte de omzet opgevoerd verminderd met reiskosten en overige kosten. Deze kosten waren eveneens vermeld in de aangifte, het gaat om de jaren 2009 tot en met 2013. In eerste instantie zijn bij het opleggen van de aanslagen de ingediende aangiften zonder correctie gevolgd. Na ontvangst van een bericht van de werkgroep PGB waarin wordt aangegeven dat de kosten ongebruikelijk hoog zijn, legt de inspecteur de navorderingsaanslagen op.
Aangifte wordt uitgeworpen maar geen nieuw feit
De Hoge Raad oordeelt in 2022 over een situatie dat een aangifte inkomstenbelasting (over 2012) wordt uitgeworpen in het systeem van de belastingdienst. De vraag is of de inspecteur zich kan beroepen op een nieuw feit als een aangifte door haar eigen systeem wordt uitgeworpen ter controle en de inspecteur er verder niet naar kijkt. Opmerkelijk is dat de Hoge Raad concludeert dat de inspecteur zich gewoon kan beroepen op een nieuw feit dat navordering kan opleveren. Dit arrest is eigenlijk een bevestiging van de "niet onwaarschijnlijke mogelijkheid" zoals opgenomen in artikel 16 AWR (lid 2 letter c). De criteria die bepalen dat een aangifte moet worden uitgeworpen zijn kennelijk niet direct relevant voor een onderzoeksplicht voor de inspecteur. De belastingplichtige had wellicht een brief aan de Belastingdienst moeten sturen waarin hij of zij het negatieve resultaat uit overige werkzaamheden zou toelichten, als dit zou zijn gebeurd dan is er geen sprake van een nieuw feit. De onderzoeksplicht van de inspecteur is altijd een feitelijke aangelegenheid. Het is dus cruciaal dat belanghebbende alle feiten juist en volledig in beeld heeft. De Hoge Raad deed op 15 juni 2018 ook een uitspraak, in deze uitspraak (arrest) moest de inspecteur wel een onderzoek instellen als een aangifte wordt uitgeworpen. In deze casus werden er door de inspecteur wel vragen gesteld, in de casus uit 2022 niet.
Uitspraak Hof
Het Hof legt uit dat op grond van artikel 16 lid 1 AWR nagevorderd mag worden als er sprake is van een nieuw feit. Als er geen sprake is van een nieuw feit kan alsnog worden nagevorderd indien er sprake is van te kwader trouw van belastingplichtige.
De inspecteur en de Rechtbank waren van mening dat er sprake is van een nieuw feit. Omdat de aangifte een betrouwbare indruk maakte, hoefde de inspecteur deze niet nader te onderzoeken. Hier denkt het Hof anders over. Gelet op de omvang van de opgevoerde kosten en de aard en de hoogte van de inkomsten, had de inspecteur na zorgvuldige kennisname van de aangiften voor het opleggen van de primitieve aanslagen nader onderzoek moeten instellen. Door dit niet te doen heeft hij een ambtelijk verzuim begaan.
Van te kwader trouw is eveneens geen sprake omdat de aangifte is opgesteld door een financieel deskundige. Belastingplichtige hoefde niet te twijfelen aan de deskundigheid van deze deskundige. Hierdoor kan aan de belastingplichtige geen te kwader trouw worden verweten.
Conclusie van het Hof: de navorderingsaanslagen dienen te worden vernietigd.
Geen nieuw feit dus geen navorderingsaanslag
De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt op 5 juni 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:3526) dat de navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2020 en de belastingrentebeschikking onterecht aan belanghebbende (X) zijn opgelegd. De inspecteur beschikte namelijk niet over een nieuw feit en maakte een beoordelingsfout.
- Henk diende op 29 maart 2021 zijn aangifte IB 2020 in met een belastbaar inkomen van € 68.422.
- De inspecteur stelde op 13 augustus 2021 een onderzoek in naar de aangifte IB 2019 van Henk, wat op 11 maart 2022 leidde tot een correctie.
- Desondanks werd de definitieve aanslag IB 2020 op 18 maart 2022 automatisch vastgesteld, zonder rekening te houden met deze eerdere correctie.
- Op 30 mei 2022 ontving de inspecteur nadere gegevens vanuit Luxemburg, waarna op 21 juni 2022 een navorderingsaanslag werd opgelegd voor een inkomen van € 87.293, inclusief € 1.030 belastingrente.
Er is geen nieuw feit, omdat de inspecteur bij het vaststellen van de oorspronkelijke aanslag IB 2020 het dossier had moeten raadplegen. Daaruit bleek al dat de aangifte onjuist was (correctie 2019). Er is geen sprake van een kenbare fout, omdat de inspecteur een verwijtbare beoordelingsfout maakte. Hij had maatregelen moeten nemen om automatische verwerking van de aangifte 2020 te voorkomen. De rechtbank vernietigt zowel de navorderingsaanslag IB 2020 als de belastingrentebeschikking van Henk. De inspecteur had zijn controledossier beter moeten benutten en de aanslag zorgvuldiger moeten opleggen.
Meer weten van geen navordering bij foute aangifte
- Wanneer navorderingsaanslag
- Nieuw feit en navordering
- Geen navordering bij buitenlandse structuur
- Navorderen tijdens boekenonderzoek
- Navordering 2021
- Geen navordering na boekenonderzoek
- Opsporen inkomen digitaal platform
- Aanslag tijdens boekenonderzoek
- Volgen aangifte en navordering
- Voortvarend aanslag inkomstenbelasting opleggen
- Navorderingstermijn crypto valuta
- Navorderingsaanslag en kenbare fout