print sitemap zoeken disclaimer contact

Fiscale procedure over de hypotheekrenteaftrek

De rente op een zogenaamde eigenwoningschuld, behoort tot de aftrekbare kosten in de inkomstenbelasting. Dit wordt ook wel de hypotheekrenteaftrek genoemd. Niet iedere schuld die iets met de eigen woning te maken heeft is echter een eigenwoningschuld. Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan om van een eigenwoningschuld te kunnen spreken:

  1. De schuld is aangegaan in verband met een eigen woning;
  2. Er is een contractuele verplichting om de schuld af te lossen in ten hoogste 30 jaar;
  3. Er is een contractuele verplichting om de aflossing ten minste annuïtair te laten verlopen;
  4. Aan de aflossingsverplichting wordt voldaan;
  5. Indien de schuld is aan bij een zogenaamde niet-aangewezen-administratieplichtige, moet zijn voldaan aan de informatieverstrekkingseis.

De mogelijkheid om de hypotheekrente af te trekken is niet onomstreden. Steeds vaker komt de discussie terug of niet sprake is van een onnodige subsidie op het bezit van de eigen woning. Gezaghebbende partijen zoals de DNB en het IMF pleiten voor een forse stelselwijziging, bijvoorbeeld door de eigen woning over te hevelen naar box 3. De voornaamste vraag daarbij lijkt te zijn welke politieke partij het aandurft om dit voorstel ook daadwerkelijk in te dienen.

Hebt u vragen over de hypotheekrenteaftrek of een fiscale procedure? Neem dan gerust rechtstreeks contact op met één van de auteurs onderaan deze pagina.

Procedure boeterente of vooruitbetaalde rente door DGA

Boeterente op een hypotheek is aftrekbaar als deze boeterente ook zakelijk is. Een DGA leent 100.000 euro van zijn BV voor de verbouwing van zijn eigen woning. In december 2016 wordt er 25.000 euro afgelost. In verband met deze vervroegde aflossing brengt de BV 34.000 aan boeterente aan de DGA in rekening. Deze boeterente wordt in de aangifte inkomstenbelasting 2016 in aftrek gebracht. De inspecteur stelt dat de boeterente niet aftrekbaar is omdat er sprake is van vooruitbetaalde rente. De Rechtbank Den Haag is het op 24 januari 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:781) en het  Gerechtshof Den Haag is het op 13 december 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:2501) zijn het met de inspecteur eens. De Hoge Raad is het op 17 november 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1570) niet eens met de gang van zaken. De Hoge Raad is vanb mening dat boeterente die is betaald bij het oversluiten van een lening ter financiering van een eigen woning onmiddellijk aftrekbaar is voor zover die boeterente zakelijk is. De rechtbank en het Gerechtshof hebben dit miskend. De zaak wordt voor nader onderzoek verwezen naar het Gerechtshof in Amsterdam. Dit gerechtshof moet onderzoeken of sprake is van een herfinanciering van de eerste lening. De boeterente is in dat geval aftrekbaar indien die met het oog op een dergelijke herfinanciering zakelijk is.

Geschillen over de hypotheekrenteaftrek

De regeling over de hypotheekrenteaftrek lijkt eenvoudig en is dat in de meeste situaties ook. Echter, met enige regelmaat ontstaat tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst toch discussie over de aftrekbaarheid van bepaalde renten. Zo deed de Rechtbank Noord-Nederland op 6 augustus 2021 uitspraak in een zaak waarin de volgende geschilpunten op tafel lagen:

  • Mocht de Belastingdienst de hypotheekrenteaftrek weigeren?
  • Is er sprake van gerechtvaardigd vertrouwen op basis van informatie van de adviseur van de belastingplichtige?
  • Is er sprake van gerechtvaardigd vertrouwen op basis van informatie die op de website van de Belastingdienst staat?
  • Zijn de vergrijpboeten terecht opgelegd?

Hierna beschrijf ik eerst wat er in deze zaak precies aan de hand was. Daarna geef ik het oordeel van de rechtbank weer over bovenstaande geschilpunten.

Feiten bij geschillen over hypotheekrenteaftrek

De broer van de belastingplichtige heeft een woning gebouwd. De belastingplichtige huurt deze woning eerst van de broer en later van de dochter van de belastingplichtige. Van eigendom is aan de zijde van de belastingplichtige nooit sprake geweest; ook is geen sprake geweest van een recht van vruchtgebruik. Het betreft een duidelijke huurconstructie. In 2004 komt de dochter, waar de woning van wordt gehuurd, ook in de woning wonen. Daarna vinden een aantal verbouwingen plaats die er uiteindelijk toe leiden dat op het perceel een zelfstandige woning staat die de dochter gaat bewonen. Deze zelfstandige woning heeft geen eigen huisnummer.

De verbouwing wordt gefinancierd door de dochter. Zij gaat hiervoor een hypothecaire geldlening aan. De belastingplichtige staat borg en tekent een ontruimingsclausule. De dochter betaalt de rente op de geldlening. Dit gaat door tot 2009. Dan verhuist de dochter en gaat de andere dochter van belastingplichtige in de zelfstandige woning wonen. De rente wordt dan nog steeds betaald door de dochter die ondertussen is verhuisd.

In 2013 wendt de belastingplichtige zich online tot een gratis adviseur. Hij schetst het feitencomplex en geeft aan dat de woning eigendom is van dochter en dat de hypotheek op naam staat van hem, de dochter en zijn vrouw (die in 2019 overlijdt). De adviseur geeft aan dat de rente mag worden afgetrokken. Het administratiekantoor dat de belastingaangiften doet heeft twijfels over de juistheid van handelen. Echter, op basis van het antwoord van de adviseur gaat het kantoor toch over tot het in aftrek brengen van de hypotheekrente.

De Belastingdienst bekijkt de zaak en spreekt in februari 2017 met het administratiekantoor dat de belastingaangiften doet. Het administratiekantoor verstrekt de stukken en verwijst naar het antwoord dat is verkregen van de gratis adviseur. Naar aanleiding van deze bespreking en vermoedelijk wat nader onderzoek, kondigt de Belastingdienst in februari 2018 aan over te willen gaan tot het opleggen van navorderingsaanslagen. Reden: ten onrechte is de hypotheekrenteaftrek toegepast. In april 2018 geeft de Belastingdienst vervolgens aan ook over te gaan tot boeteoplegging. Het voornemen is om vergrijpboetes op te leggen van 50%. Dat betekent ook dat de Belastingdienst van mening is dat sprake is van opzet of grove schuld.

Op 28 juli 2018 volgen uiteindelijk de navorderingsaanslagen over 2012, 2014 en 2015.

Is de hypotheekrenteaftrek hier terecht geweigerd?

De rechtbank beschrijft eerst wanneer sprake is van een woning die als eigen woning kwalificeert. Het gaat dan niet alleen om de woning die de belastingplichtige in eigendom heeft. Van een eigen woning is ook sprake indien de woning ter beschikking staat op grond van een recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of een recht van gebruik dat krachtens erfrecht is ontstaan. Een aanvullende voorwaarde is steeds dat de voordelen uit de woning voor de belastingplichtige zijn, maar dat ook de kosten op hem (of zijn partner) drukken. De eigenwoningregeling is daarmee breder dan belastingplichtigen in de praktijk – zo valt ons regelmatig op – denken.

In deze zaak is sprake van een woning die in eigendom is van de dochter. Van vruchtgebruik, bewoning of gebruik krachtens erfrecht is naar het oordeel van de rechtbank eveneens geen sprake. De belastingplichtige (en destijds zijn partner) kwalificeren als huurders van de woning. Dat betekent dat voor de belastingplichtige geen sprake is van een eigen woning in de zin van de wet op de inkomstenbelasting 2001. Dat betekent eveneens dat geen sprake kan zijn van hypotheekrenteaftrek; zonder eigen woning immers geen eigenwoningschuld.

Is hypotheekrenteaftrek mogelijk wegens vertrouwen op adviseur?

De belastingplichtige is van mening dat – ondanks dat het wettelijk gezien niet mogelijk is – de hypotheekrenteaftrek niet gecorrigeerd kan worden. Hij heeft naar eer en geweten gehandeld op grond van het advies van de gratis adviseur en het administratiekantoor heeft de hypotheekrenteaftrek ook in de aangifte opgenomen. Daar moet hij als belastingplichtige op kunnen vertrouwen. De Belastingdienst is het hiermee oneens.

De rechtbank geeft aan dat een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen mogelijk is indien het uitlatingen betreft van de zijde van de overheid. Het vertrouwensbeginsel werkt niet door naar uitlatingen van adviseurs en / of administratiekantoren. Deze uitlatingen kunnen (uiteraard) ook niet aan de Belastingdienst worden toegerekend. Het beroep op het vertrouwensbeginsel in verband met de uitlatingen van de gratis adviseur en het handelen van het administratiekantoor faalt daarmee.

Is hypotheekrenteaftrek mogelijk wegens vertrouwen op website Belastingdienst?

De belastingplichtige heeft een uitdraai gemaakt van de website van de Belastingdienst. Het gaat om de pagina(‘s) met informatie over de hypotheekrenteaftrek. Op deze pagina staat dat de hypotheekrenteaftrek maximaal 30 jaar aftrekbaar is in box 1. Deze informatie wekt volgens de belastingplichtige het vertrouwen op dat rente op een hypothecaire schuld voor de woning aftrekbaar is. De Belastingdienst bestrijdt dit standpunt en geeft aan dat het zeer algemene informatie betreft die ook nog eens onderdeel is van een breder scala aan informatie over dit onderwerp. Voorts kan – volgens de Belastingdienst – geen vertrouwen worden ontleend aan dergelijke algemene informatie. Ook niet als deze op de website van de Belastingdienst is opgenomen.

Voor een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel moet sprake zijn van een toezegging van de zijde van de overheid (de Belastingdienst in deze) of een andere uitlating / gedraging. Uit de toezegging / uitlating / gedraging moet de belastingplichtige redelijkerwijs mogen afleiden of, en zo ja hoe de Belastingdienst zijn bevoegdheden in zijn situatie zal uitoefenen. Deze regel volgt uit vaste rechtspraak.

In dit geval heeft de belastingplichtige niet aan de bewijslast voldaan dat van zo’n toezegging / uitlating / gedraging sprake is. De informatie op de website van de Belastingdienst heeft te maken met de periode waarover de renteaftrek mogelijk is. Dat zegt echter niets over de vraag of sprake is van een eigen woning of van een schuld met betrekking tot die eigen woning. Daarom faalt ook dit beroep op het vertrouwensbeginsel.

Terechte vergrijpboete bij foutief gebruik hypotheekrenteaftrek?

De Belastingdienst heeft vergrijpboeten opgelegd. Bij het opleggen van zo’n boete rust de bewijslast op de Belastingdienst. Alleen laten zien dat ten onrechte de hypotheekrenteaftrek is gebruikt, is onvoldoende. Een vergrijpboete vereist namelijk opzet of grove schuld aan de zijde van de belastingplichtige. Indien de belastingplichtige gebruik heeft gemaakt van een adviseur, dan is de vraag of hij deze adviseur voldoende deskundig mocht achten. De adviseur bij wie niet aan een goede / zorgvuldige taakuitoefening getwijfeld hoeft te worden, hoeft de belastingplichtige niet steeds te controleren. Van opzet / grove schuld zal dan minder snel sprake zijn.

De ondergrens om opzet aan te nemen ligt bij de zogenaamde voorwaardelijke opzet. Daarvan is sprake als de belastingplichtige willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat een bepaald gevolg – in dit geval het ten onrechte gebruikmaken van een fiscale faciliteit – optreedt. Van grove schuld is sprake indien de belastingplichtige zo onachtzaam handelt, dat dit aan opzet grenst. Ook hier geldt dat het aan de Belastingdienst is om het bewijs te leveren. In de zaak van deze belastingplichtige meent de Belastingdienst dat sprake is van opzet of voorwaardelijke opzet.

De Belastingdienst komt tot deze mening omdat de belastingplichtige eerst te horen kreeg dat iets niet kon en toen op zoek is gegaan naar iemand die wilde zeggen dat het wel kon. Dat bleek uiteindelijk de gratis adviseur te zijn. Daarnaast heeft de belastingplichtige volgens de Belastingdienst onvoldoende openheid van zaken gegeven. Daarmee is door de belastingplichtige bewust de aanmerkelijke kans op een te lage aanslag aanvaard. De boete van 50% is daarmee – volgens de Belastingdienst – terecht.

De belastingplichtige is het daarmee oneens. Hij heeft inderdaad gezocht naar manieren om de rente af te trekken, maar meent dat hij daarbij mag vertrouwen op het advies van anderen. Daarnaast heeft hij niet zelf de belastingaangifte gedaan, maar heeft het administratiekantoor dit voor zijn rekening genomen.

De rechtbank oordeelt dat het administratiekantoor al jaren de aangiften doet. Daarbij is tot het moment dat de gratis adviseur zijn advies had gegeven de hypotheekrenteaftrek nooit benut. Het administratiekantoor heeft er in eerste instantie ook op gewezen dat de rente niet afgetrokken kon worden, maar is overstag gegaan op verzoek van de belastingplichtige en nadat de belastingplichtige advies had ingewonnen. De rechtbank kijkt daarom ook naar de totstandkoming van het advies. Daarbij wordt vastgesteld dat het verkregen advies gebaseerd is op informatie die de belastingplichtige heeft aangeleverd en deze informatie is onjuist. De belastingplichtige gaf namelijk aan dat sprake was van vruchtgebruik terwijl, zo oordeelde de rechtbank, sprake is van een huursituatie. Ook is het niet belastingplichtige zelf die de rente betaalt.

Het bewust verstrekken van onjuiste informatie aan de gratis adviseur en het administratiekantoor rechtvaardigt het oordeel dat de belastingplichtige bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op een te lage aanslag. Het argument dat de aangifte niet zelf is ingediend biedt dan onvoldoende bescherming tegen de vergrijpboete. De regel dat vertrouwd mag worden op een kundig adviseur gaat namelijk niet op als niet alle voor de aangifte relevante informatie is verstrekt. De vergrijpboeten zijn terecht opgelegd. De hoogte van de boete (50%) is passend en geboden. Toch worden de boeten gematigd. Dat komt omdat de redelijke termijn voor het afdoen van de boete zaak is overschreden.

Uitspraak in geschil hypotheekrenteaftrek

De rechtbank laat de navorderingsaanslag intact en dat geldt ook voor de vergrijpboeten. Deze worden wegens termijnoverschrijding wel gematigd. De proceskosten worden niet vergoed.

De uitspraak: ECLI:NL:RBNNE:2021:3392.

Fiscale procedures en hypotheekrenteaftrek

De hypotheekrenteaftrek is in opzet relatief eenvoudig, maar zorgt in de praktijk regelmatig voor hoofdbrekens. Dat komt ook door de ingewikkelde regelingen die samenhangen met de hypotheekrenteaftrek, zoals de bijleenregeling. Niet zelden leidt dit jaren na dato tot navorderingsaanslagen en meningsverschillen met de Belastingdienst. In veel gevallen kan door een second opinion van een fiscaal deskundige de zaak worden beslecht. Soms is de navorderingsaanslag helaas terecht en soms heeft de Belastingdienst het bij het verkeerde eind. Een inschatting van de procedurekansen op basis van een second opinion is, zeker in dit soort dossiers, sterk aan te raden.

Hebt u behoefte aan een second opinion op een dossier over de hypotheekrenteaftrek? Of op een dossier dat over een geheel ander fiscaal onderwerp gaat? Neem dan gerust rechtstreeks contact op met één van onderstaande auteurs. Wij geven graag vrijblijvend aan wat wij voor u kunnen betekenen.

Deel deze pagina

Laatste update op 20-11-2023
Artikel gemaakt op 16-08-2021
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Kennisbank Inkomstenbelasting Box 1 Geschil hypotheekrenteaftrek

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap