print sitemap zoeken disclaimer contact

Jongbloed Dakar Team

Jongbloed Dakar Team

China

Belastingverdragen

terug

Oude belastingverdrag met China (1987, per 31-08-2014 vervallen)

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

(authentiek: nl)

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en

de Regering van de Volksrepubliek China,

de wens koesterende een overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belasting naar het inkomen,

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1.  Personen op wie de overeenkomst van toepassing is

Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een of van beide Overeenkomstsluitende Staten.

Artikel 2.  Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is

1.   Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een Overeenkomstsluitende Staat of de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen daarvan.

2.   Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende zaken, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.

3.   De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn:

a)   in Nederland:

-    de inkomstenbelasting;

-    de loonbelasting;

-    de vennootschapsbelasting, daaronder begrepen het aandeel van de regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen; en

-    de dividendbelasting;
(hierna te noemen: „Nederlandse belasting”);

b)   in China:

-    „individual income tax” (persoonlijke inkomstenbelasting);

-    „income tax concerning joint ventures using Chinese and foreign investment” (inkomstenbelasting betreffende gemengde vennootschappen die gebruik maken van Chinese en buitenlandse investeringen);

-    „income tax concerning foreign enterprises” (inkomstenbelasting betreffende buitenlandse ondernemingen); en

-    „local income tax” (plaatselijke inkomstenbelasting); (hierna te noemen: „Chinese belasting”).

4.   De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de in het derde lid genoemde bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle wezenlijke wijzigingen mede die in hun onderscheiden belastingwetgevingen zijn aangebracht, binnen een redelijke termijn na dergelijke wijzigingen.

Artikel 3.  Algemene begripsbepalingen

1.   Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij de context anders vereist:

a)   betekenen de uitdrukkingen „een Overeenkomstsluitende Staat”, respectievelijk „de andere Overeenkomstsluitende Staat” Nederland of China, al naar de context vereist;

b)   betekent de uitdrukking „Nederland” het deel van het Koninkrijk der Nederlanden dat in Europa is gelegen, en het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan voor zover dit gebied in overeenstemming met het internationale recht krachtens de Nederlandse wetgeving is of zal worden aangemerkt als een gebied waarbinnen Nederland bepaalde rechten kan uitoefenen met betrekking tot de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem en de ondergrond daarvan;

c)   betekent de uitdrukking „China” de Volksrepubliek China; wanneer deze in aardrijkskundige zin wordt gebezigd betekent het, het gehele gebied van de Volksrepubliek China, met inbegrip van haar territoriale wateren, waar de Chinese belastingwetgeving van toepassing is, en elk gebied buiten haar territoriale wateren, waarbinnen de Volksrepubliek China in overeenstemming met het internationale recht soevereine rechten heeft tot de exploratie en exploitatie van de rijkdommen van de zeebodem, de ondergrond daarvan en de wateren daarboven;

d)   omvat de uitdrukking „persoon” een natuurlijke persoon, een lichaam en elke andere vereniging van personen;

e)   betekent de uitdrukking „lichaam” elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;

f)   betekenen de uitdrukkingen „onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat” en „onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat” onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat;

g)   betekent de uitdrukking „internationaal verkeer” alle vervoer met een schip of een luchtvaartuig, geëxploiteerd door een onderneming waarvan het hoofdkantoor of de plaats van de werkelijke leiding in een Overeenkomstsluitende Staat is gelegen, behalve wanneer het schip of het luchtvaartuig uitsluitend wordt geëxploiteerd tussen plaatsen die in de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen;

h)   betekent de uitdrukking „onderdanen”:

(i)   alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een Overeenkomstsluitende Staat bezitten;

(ii)  alle rechtspersonen, vennootschappen, verenigingen en andere eenheden die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een Overeenkomstsluitende Staat van kracht is;

i)    betekent de uitdrukking „bevoegde autoriteit”:

(i)   in Nederland de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;

(ii)  in China het Ministerie van Financiën of de bevoegde vertegenwoordiger daarvan.

2.   Voor de toepassing van de Overeenkomst door een Overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij de context anders vereist, elke daarin niet omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.

Artikel 4.  Woonplaats

1.   Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, hoofdkantoor, plaats van werkelijke leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.

2.   Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn positie als volgt bepaald:

a)   hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);

b)   indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;

c)   indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;

d)   indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.

3.   Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van het eerste lid inwoner van beide Overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van zijn onderneming is gelegen. Indien zulk een persoon de plaats van werkelijke leiding van zijn onderneming echter in de ene Overeenkomstsluitende Staat heeft en de plaats van het hoofdkantoor van zijn onderneming in de andere Overeenkomstsluitende Staat, zullen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten in onderlinge overeenstemming de Staat bepalen waarvan het lichaam voor de toepassing van deze Overeenkomst geacht wordt inwoner te zijn.

Artikel 5.  Vaste inrichting

1.   Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking „vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.

2.   De uitdrukking „vaste inrichting” omvat in het bijzonder:

a)   een plaats waar leiding wordt gegeven;

b)   een filiaal;

c)   een kantoor;

d)   een fabriek;

e)   een werkplaats, en

f)   een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.

3.   De uitdrukking „vaste inrichting” omvat eveneens:

a)   een plaats van uitvoering van een bouwwerk, constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden of daarmee verbandhoudende werkzaamheden van toezichthoudende aard, maar alleen indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden een periode van zes maanden overschrijdt;

b)   het verlenen van diensten, daaronder begrepen diensten van adviserende aard door een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat door middel van werknemers of ander personeel in de andere Overeenkomstsluitende Staat mits zulke werkzaamheden voor hetzelfde of een daarmee samenhangend project worden verricht gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een tijdvak van twaalf maanden een totaal van zes maanden te boven gaan.

4.   Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht, indien:

a)   gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;

b)   een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;

c)   een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;

d)   een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;

e)   een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;

f)   een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor een combinatie van de in de letters a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.

5.   Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van het zesde lid - in een Overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, en een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in de eerstbedoelde Staat gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in de eerstbedoelde Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken.

6.   Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een Overeenkomstsluitende Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen. Indien de werkzaamheden van zulk een vertegenwoordiger echter uitsluitend of nagenoeg uitsluitend worden verricht voor die onderneming, wordt hij niet geacht een onafhankelijke vertegenwoordiger te zijn in de zin van dit lid.

7.   Alleen de omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.

Artikel 6.  Inkomsten uit onroerende goederen

1.   Inkomsten verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit onroerende goederen (daaronder begrepen voordelen uit landbouw- of bosbedrijven) die in de andere Overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen mogen in die andere Staat worden belast.

2.   De uitdrukking „onroerende goederen” heeft de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of concessie tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurlijke rijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.

3.   Het bepaalde in het eerste lid is van toepassing op de inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.

4.   De bepalingen van het eerste en derde lid zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor het verrichten van zelfstandige arbeid.

Artikel 7.  Winst uit onderneming

1.   De voordelen van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de voordelen van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.

2.   Onder voorbehoud van de bepalingen van het derde lid worden, indien een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elk van de Overeenkomstsluitende Staten aan die vaste inrichting de voordelen toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een zelfstandige onderneming zou zijn die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk transacties zou aangaan met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is.

3.   Bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten - daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten - die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders. Geen aftrek wordt echter toegestaan terzake van bedragen (met uitzondering van die wegens vergoeding van werkelijke kosten) welke eventueel door de vaste inrichting aan het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren worden betaald als royalty's, vergoedingen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissieloon voor bepaalde diensten of voor het geven van leiding, dan wel, behalve in het geval van een onderneming die het bankbedrijf uitoefent, als interest op gelden die aan de vaste inrichting zijn geleend. Evenmin wordt bij het bepalen van de voordelen van een vaste inrichting rekening gehouden met bedragen (met uitzondering van die wegens vergoeding van werkelijke kosten) welke door de vaste inrichting aan het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren in rekening worden gebracht als royalty's, vergoedingen of andere soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of als commissieloon voor bepaalde diensten of voor het geven van leiding, dan wel, behalve in het geval van een onderneming die het bankbedrijf uitoefent, als interest op gelden die aan het hoofdkantoor van de onderneming of een van haar andere kantoren zijn geleend.

4.   Voorzover het in een Overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen voordelen te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet het tweede lid die Overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten voordelen te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn, dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.

5.   Geen voordelen worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.

6.   Voor de toepassing van de voorgaande leden worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen voordelen van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat hiervan af te wijken.

7.   Vergoedingen ontvangen door een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van technische diensten in de andere Overeenkomstsluitende Staat worden beschouwd als voordelen van een onderneming waarop de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn.

8.   Indien in de voordelen bestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.

Artikel 8.  Zee- en luchtvaart

1.   Voordelen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

2.   Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de Overeenkomstsluitende Staat waar de thuishaven van het schip is gelegen, of, indien er geen thuishaven is, in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.

3.   De bepalingen van het eerste lid zijn ook van toepassing op voordelen uit de deelneming in een „pool”, een gemeenschappelijke onderneming of een internationaal opererend agentschap.

Artikel 9.  Gelieerde ondernemingen

1.   Indien

a)   een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat, of

b)   dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op dan wel in het kapitaal van een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat en een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen de beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen alle voordelen die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de voordelen van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.

2.   Indien een Overeenkomstsluitende Staat in de voordelen van een onderneming van die Staat voordelen begrijpt - en dienovereenkomstig belast - ter zake waarvan een onderneming van de andere Overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat in de belastingheffing is betrokken en deze voordelen bestaan uit voordelen welke de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald indien tussen de beide ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, zal die andere Staat het bedrag aan belasting dat in die Staat over die voordelen is geheven, dienovereenkomstig herzien. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en plegen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.

Artikel 10.  Dividenden

1.   Dividenden betaald door een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

2.   Deze dividenden mogen echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de dividenden niet overschrijden. De bepalingen van dit lid laten onverlet de belastingheffing van het lichaam ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.

3.   De uitdrukking „dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen of andere rechten, met uitzondering van schuldvorderingen die aanspraak geven op een aandeel in de winst, alsmede inkomsten uit andere vennootschappelijke rechten die door de wetgeving van de Staat waarvan het lichaam dat de uitdeling doet inwoner is, op dezelfde wijze aan de belastingheffing worden onderworpen als inkomsten uit aandelen.

4.   De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waarvan het lichaam dat de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

5.   Indien een lichaam dat inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, voordelen of inkomsten verkrijgt uit de andere Overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op de dividenden die door het lichaam worden betaald, behalve voor zover deze dividenden worden betaald aan een inwoner van die andere Staat of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van een aldaar gevestigd vast middelpunt behoort, noch de nietuitgedeelde winst van het lichaam onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst van het lichaam, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijlk bestaan uit voordelen of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.

Artikel 11.  Interest

1.   Interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.

2.   Deze interest mag echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de interest is, mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de interest niet overschrijden.

3.   Niettegenstaande de bepalingen van het tweede lid:

a)   is interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald direct of indirect aan de Regering van de andere overeenkomstsluitende Staat, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat;

b)   is interest afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald ter zake van een lening gegarandeerd of verzekerd door de Regering van de andere Overeenkomstsluitende Staat, vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat.

4.   Voor de toepassing van het derde lid betekent de uitdrukking „Regering”:

a)   Wat Nederland betreft, de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en omvat:

-    de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen;

-   

(i)   de Nederlandsche Bank;

(ii)  de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V. en de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.;

-    alle andere instellingen, zoals te eniger tijd tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten wordt overeengekomen;

b)   wat China betreft, de Regering van China en omvat:

-    de plaatselijke publiekrechtelijke lichamen;

-   

(i)   de „People's Bank of China” „(Central Bank)”;

(ii)  de „Bank of China”;

(iii)de „International Investment and Trust Corporation of China”;

-    alle andere instellingen, zoals te eniger tijd tussen de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten wordt overeengekomen.

5.   De uitdrukking „interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet verzekerd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en inkomsten uit obligaties of schuldbewijzen, daaronder begrepen de aan zodanige leningen, obligaties of schuldbewijzen verbonden premie's en prijzen. In rekening gebrachte boete voor te late betaling wordt voor de toepassing van dit artikel niet als interest aangemerkt.

6.   De bepalingen van het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en de vordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

7.   Interest wordt geacht uit een Overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn, indien deze wordt betaald door die Staat zelf, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de interest betaalt, of hij inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een Overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft, waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald, was aangegaan, en deze interest ten laste komt van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, wordt deze interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

8.   Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering ter zake waarvan deze wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 12.  Royalty's

1.   Royalty's afkomstig uit een Overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

2.   De royalty's mogen echter ook in de Overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de genieter de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's is mag de aldus geheven belasting 10 percent van het brutobedrag van de royalty's niet overschrijden.

3.   De uitdrukking „royalty's”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap - daaronder begrepen bioscoopfilms of films of geluidsbanden voor radio- en televisieuitzendingen -, van een octrooi, „know-how”, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening of model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, dan wel voor het gebruik van, of het recht van gebruik van, nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap. Deze uitdrukking omvat echter niet de diensten bedoeld in het zevende lid van artikel 7.

4.   De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

5.   Royalty's worden geacht uit een Overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn, indien zij worden betaald door die Staat zelf, door een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam of door een inwoner van die Staat. Indien evenwel de persoon die de royalty's betaalt, of hij inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een Overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vast middelpunt heeft waarvoor de verplichting tot het betalen van de royalty's was aangegaan, en deze royalty's ten laste komen van die vaste inrichting of van dat vaste middelpunt, worden deze royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of het vaste middelpunt is gevestigd.

6.   Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van het betaalde bedrag belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten, zulks met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.

Artikel 13.  Vermogenswinsten

1.   Voordelen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van onroerende goederen, zoals bedoeld in artikel 6 en die zijn gelegen in de andere Overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.

2.   Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende zaken die behoren tot een vast middelpunt dat een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor het verrichten van zelfstandige arbeid, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming) of van het vaste middelpunt, mogen in die andere Staat worden belast.

3.   Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd, of van roerende zaken die worden gebruikt bij de exploitatie van deze schepen en luchtvaartuigen, zijn slechts belastbaar in de Overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.

4.   Voordelen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat uit de vervreemding van alle andere zaken dan die welke zijn bedoeld in het eerste, tweede en derde lid en die zich bevinden in de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

Artikel 14.  Zelfstandige arbeid

1.   Voordelen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar behalve onder de volgende omstandigheden waarin zodanige voordelen ook in de andere Overeenkomstsluitende Staat mogen worden belast:

a)   indien hij in de andere Overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vast middelpunt beschikt; in dat geval mogen de voordelen slechts in zoverre zij aan dat vaste middelpunt kunnen worden toegerekend, in die andere Overeenkomstsluitende Staat worden belast; of

b)   indien hij in de andere Overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 of meer dagen belopen; in dat geval mogen de voordelen slechts in zoverre zij worden verkregen uit zijn in die andere Staat verrichte werkzaamheden, in die andere Staat worden belast.

2.   De uitdrukking „vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, technici, architecten, tandartsen en accountants.

Artikel 15.  Niet-zelfstandige arbeid

1.   Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20 zijn salarissen, lonen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere Overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.

2.   Niettegenstaande de bepalingen van het eerste lid is de beloning verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere Overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:

a)   de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken, die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan; en

b)   de beloning wordt betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is; en

c)   de beloning niet ten laste komt van een vaste inrichting die, of van een vast middelpunt dat de werkgever in de andere Staat heeft.

3.   Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel is de beloning verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd slechts in die Staat belastbaar.

Artikel 16.  Bestuurders- en commissarissenbeloningen

Tantiemes en andere beloningen verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of een raad van toezicht van een lichaam dat inwoner is van de andere Overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.

Artikel 17.  Artiesten en sportbeoefenaars

1.   Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen voordelen of inkomsten, verkregen door een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat als artiest, zoals een toneelspeler, film-, radio-, of televisie-artiest of een musicus, alsmede als sportbeoefenaar, uit zijn persoonlijke werkzaamheden als zodanig die worden verricht in de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden belast in die andere Staat.

2.   Indien voordelen of inkomsten ter zake van persoonlijke werkzaamheden die voor een artiest of een sportbeoefenaar in die hoedanigheid worden verricht, niet aan de artiest of sportbeoefenaar zelf toekomen, maar aan een andere persoon, mogen die voordelen of inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de Overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of sportbeoefenaar worden verricht.

3.   Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, zijn voordelen of inkomsten verkregen door artiesten of sportbeoefenaars als bedoeld in het eerste lid die inwoner zijn van een Overeenkomstsluitende Staat, uit werkzaamheden verricht in de andere Overeenkomstsluitende Staat in het kader van culturele uitwisselingsprogramma's tussen de Regeringen van beide Overeenkomstsluitende Staten, slechts belastbaar in de eerstbedoelde Staat.

Artikel 18.  Pensioenen

1.   Onder voorbehoud van de bepalingen van het tweede lid van artikel 19 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.

2.   Elk pensioen of andere soortgelijke uitkering uitbetaald krachtens de bepalingen van een regeling inzake sociale zekerheid van een Overeenkomstsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, zijn slechts belastbaar in de eerstbedoelde Staat.

Artikel 19.  Overheidsfuncties

1.

a)   Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een Overeenkomstsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of het plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan in de uitoefening van overheidsfuncties, zijn slechts belastbaar in die Staat.

b)   Deze beloningen zijn echter slechts in de andere Overeenkomstsluitende Staat belastbaar, indien de diensten in die andere Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner is van die Staat, die:

(i)   onderdaan is van die Staat; of

(ii)  niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd.

2.

a)   Pensioenen, betaald door, of uit fondsen in het leven geroepen door, een Overeenkomstsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan in de uitoefening van overheidsfuncties, zijn slechts belastbaar in die Staat.

b)   Deze pensioenen zijn echter slechts in de andere Overeenkomstsluitende Staat belastbaar, indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.

3.   De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten, bewezen in het kader van een op winst gericht bedrijf dat wordt uitgeoefend door een Overeenkomstsluitende Staat of een plaatselijk publiekrechtelijk lichaam daarvan.

Artikel 20.  Docenten en wetenschappelijke onderzoekers

1.   Vergoedingen die een docent of een wetenschappelijk onderzoeker die inwoner is, of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere Overeenkomstsluitende Staat en die in de eerstbedoelde Staat verblijft in de eerste plaats met de bedoeling onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden aan een universiteit, hoge school, school of een andere door de Regeringen erkende onderwijsinrichting of instelling voor wetenschappelijk onderzoek, voor dat onderwijs of onderzoek ontvangt, zijn vrijgesteld van belasting in de eerstbedoelde Staat gedurende een tijdvak dat in totaal drie jaren te rekenen van de dag van zijn eerste aankomst in de eerstbedoelde Staat niet te boven gaat.

2.   Dit artikel is niet van toepassing op inkomsten uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of bepaalde personen.

Artikel 21.  Studenten en personen in opleiding

Betalingen die een student, een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon of leerling, die inwoner is of onmiddellijk voor zijn bezoek aan een Overeenkomstsluitende Staat, inwoner was van de andere Overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar.

Artikel 22.  Overige inkomsten

1.   Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat, van waaruit ook afkomstig, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld, zijn slechts in die Staat belastbaar.

2.   De bepalingen van het eerste lid zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen zoals omschreven in het tweede lid van artikel 6, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een Overeenkomstsluitende Staat, in de andere Overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, of in die andere Staat zelfstandige arbeid verricht vanuit een aldaar gevestigd vast middelpunt, en het recht of de zaak terzake waarvan de inkomsten worden betaald, tot het bedrijfsvermogen van die vaste inrichting of tot het beroepsvermogen van dat vaste middelpunt behoort. In dat geval zijn, naar gelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing.

3.   Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een Overeenkomstsluitende Staat, die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn behandeld en die afkomstig zijn uit de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden belast in die andere Staat.

Artikel 23.  Vermijding van dubbele belasting

1.   In Nederland wordt dubbele belasting als volgt vermeden:

a)   Nederland is bevoegd bij het heffen van belasting van zijn inwoners in de grondslag waarnaar de belasting wordt geheven, de bestanddelen van het inkomen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in China mogen worden belast.

b)   Indien echter een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die in China mogen worden belast en die in de in onderdeel a) bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Te dien einde worden genoemde inkomensbestanddelen geacht te zijn begrepen in het totale bedrag van de bestanddelen van het inkomen die ingevolge die bepalingen van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

c)   Niettegenstaande het bepaalde in onderdeel b) verleend Nederland voorts een aftrek op de aldus berekende Nederlandse belasting voor die bestanddelen van het inkomen die volgens het tweede lid van artikel 10, het tweede lid van artikel 11, het tweede lid van artikel 12, het eerste en tweede lid van artikel 17 en het derde lid van artikel 22 van deze Overeenkomst in China mogen worden belast, in zoverre deze bestanddelen in de in onderdeel a) bedoelde grondslag zijn begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in China over deze bestanddelen van het inkomen betaalde belasting, maar bedraagt niet meer dan het bedrag van de vermindering die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen bestanddelen van het inkomen de enige bestanddelen van het inkomen zouden zijn geweest die uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting van Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.

d)   Voor de toepassing van onderdeel c), wordt de in China betaalde belasting over interest, waarop het tweede lid van artikel 11 van toepassing is en over royalty's, waarop het tweede lid van artikel 12 van toepassing is, geacht 10 percent van het brutobedrag van die interest en 15 percent van het brutobedrag van die royalty's te bedragen.

2.   In China wordt dubbele belasting als volgt vermeden:

a)   Indien een inwoner van China inkomen uit Nederland verkrijgt, mag het bedrag van de over dat inkomen overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst in Nederland verschuldigde belasting, worden verrekend met de belasting die China van die inwoner heft. Het bedrag van de verrekening overschrijdt echter niet het bedrag van de Chinese belasting over dat inkomen, berekend overeenkomstig de belastingwetten en voorschriften van China;

b)   Indien het uit Nederland verkregen inkomen bestaat uit dividend betaald door een lichaam dat inwoner is van Nederland aan een lichaam dat inwoner is van China en dat ten minste 10 percent bezit van de aandelen van het lichaam dat de dividenden uitkeert, wordt ook de belasting verrekend die door het dividend uitkerende lichaam in Nederland is betaald over zijn winst.

Artikel 24.  Non-discriminatie

1.   Onderdanen van een Overeenkomstsluitende Staat worden in de andere Overeenkomstsluitende Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder dezelfde omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Deze bepaling is, niettegenstaande het bepaalde in artikel 1, ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten

2.   De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat in de andere Overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd, dat zij een Overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere Overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de samenstelling van het gezin of gezinslasten te verlenen, die eerstbedoelde Staat aan zijn eigen inwoners verleent.

3.   Behalve indien de bepalingen van het eerste lid van artikel 9, het achtste lid van artikel 11 of het zesde lid van artikel 12 van toepassing zijn, zijn interest, royalty's en andere uitgaven, betaald door een onderneming van een Overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere Overeenkomstsluitende Staat, bij de vaststelling van de belastbare winst van die onderneming onder dezelfde voorwaarden aftrekbaar als wanneer zij betaald waren aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat.

4.   Ondernemingen van een Overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van of wordt beheerst door een of meer inwoners van de andere Overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting onderworpen, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.

5.   De bepalingen van dit artikel zijn, niettegenstaande de bepalingen van artikel 2, van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.

Artikel 25.  Regeling voor onderling overleg

1.   Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een van de Overeenkomstsluitende Staten of van beide Overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder het eerste lid van artikel 24, aan die Overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaren nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.

2.   De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Overeenkomstsluitende Staat te regelen ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staten.

3.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen ten einde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen waarvoor in de Overeenkomst geen voorziening is getroffen.

4.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken. Indien het voor het bereiken van overeenstemming raadzaam lijkt, kunnen vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten voor een mondeling gedachtenwisseling bijeenkomen.

Artikel 26.  Uitwisseling van inlichtingen

1.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst en in het bijzonder om het ontgaan van belastingen te voorkomen. Alle door een van de Overeenkomstsluitende Staten ontvangen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die volgens de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vaststelling, invordering van, de ten uitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op, de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen van de inlichtingen alleen voor deze doeleinden gebruik maken.

2.   In geen geval worden de bepalingen van het eerste lid aldus uitgelegd dat zij een van de Overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen:

a)   administratieve maatregelen te nemen die in strijd zijn met de wetgeving of de administratieve praktijk van die of van de andere Overeenkomstsluitende Staat;

b)   inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere Overeenkomstsluitende Staat;

c)   inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.

Artikel 27.  Diplomatieke en consulaire ambtenaren

1.   De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke en consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.

2.   Niettegenstaande het bepaalde in het eerste lid van artikel 4, wordt een natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een diplomatieke, permanente of consulaire vertegenwoordiging van een Overeenkomstsluitende Staat of een derde Staat die gevestigd is in de andere Overeenkomstsluitende Staat, en die in die andere Staat slechts aan belasting onderworpen is indien hij inkomen verkrijgt uit bronnen in die Staat, wordt niet geacht een inwoner te zijn van die andere Staat.

Artikel 28.  Inwerkingtreding

Deze Overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de laatste der beide data waarop de onderscheiden Regeringen elkaar langs diplomatieke weg schriftelijk hebben medegedeeld, dat de in hun onderscheiden Staten vereiste interne wettelijke procedures zijn vervuld, en de bepalingen ervan vinden toepassing met betrekking tot voordelen en inkomsten verkregen in belastingjaren en -tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari van het kalenderjaar dat volgt op dat waarin deze Overeenkomst in werking is getreden.

Artikel 29.  Beëindiging

Deze Overeenkomst zal voor onbepaalde tijd van kracht blijven, maar elk van beide Overeenkomstsluitende Staten kan, op of voor de dertigste juni van elk kalenderjaar na het verstrijken van een periode van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst aan de andere Overeenkomstsluitende Staat, langs diplomatieke weg een schriftelijke kennisgeving van beëindiging doen toekomen. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn met betrekking tot voordelen of inkomsten verkregen in belastingjaren die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Beijing, de 13de mei 1987, in tweevoud in de Nederlandse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval de Nederlandse en de Chinese tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

H. VAN DEN BROEK

Voor de Regering van de Volksrepubliek China,

WU XUEQIAN


Protocol

Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Volksrepubliek China gesloten, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.

I.  Ad Artikel 2

Het is wel verstaan dat met het aandeel van Regering in de nettowinsten behaald met de exploitatie van natuurlijke rijkdommen, zoals bedoeld in onderdeel a van het derde lid van artikel 2, wordt gedoeld op de heffing krachtens de Mijnwet 1810 met betrekking tot concessies uitgegeven vanaf 1967, of op de heffing krachtens de Mijnwet continentaal plat 1965.

II.  Ad Artikel 7

Slechts die voordelen mogen worden toegerekend aan een bouwwerk, constructie-, montage-, of installatiewerkzaamheden, die een vaste inrichting vormen, voorzover ze voortvloeien uit de werkelijke bouw-, constructie-, montage-, of installatiewerkzaamheden. Indien in samenhang met deze activiteiten of onafhankelijk daarvan, machines of uitrusting worden geleverd door het hoofdkantoor of een andere vaste inrichting van de onderneming of door derde personen, wordt de waarde van deze leveringen niet toegerekend aan de voordelen van het bouwwerk of de constructie-, montage-, of installatiewerkzaamheden.

III.  Ad Artikel 7

Het is wel verstaan dat onder technische diensten zoals bedoeld in het zevende lid van artikel 7, worden begrepen onderzoeken van geologische of technische aard, ingenieurswerkzaamheden en diensten van adviserende of toezichthoudende aard.

IV.  Ad Artikel 8

De bepalingen van artikel 8 van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de bepalingen van artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake zeevervoer, getekend te Beijing op 14 augustus 1975, noch aan de bepalingen van het tweede lid van artikel 10 van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Volksrepubliek China inzake de burgerluchtvaart, getekend te Beijing op 20 januari 1979.

V.  Ad Artikel 10

De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van het tweede lid van artikel 10.

VI.  Ad Artikel 10

De uitdrukking dividenden zoals gebezigd in het derde lid van artikel 10 omvat uit China overgemaakte voordelen die door een inwoner van Nederland worden verkregen uit zijn investeringen als deelnemer in een "joint venture" met Chinese en buitenlandse investeringen.

VII.  Ad Artikel 12

Voor de toepassing van het percentage dat wordt genoemd in het tweede lid van artikel 12, wordt als belastinggrondslag van de royalty's die worden betaald voor het gebruik of het recht van gebruik van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, zestig percent genomen van het bruto-bedrag van deze betalingen.

VIII.  Ad Artikel 10, 11 en 12

Indien aan de bronbelasting is geheven die de belasting die ingevolge de bepalingen van artikel 10, 11 en 12 van deze Overeenkomst mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingverdrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Overeenkomstsluitende Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.

IX.  Ad Artikel 13

Na de ondertekening van deze Overeenkomst, zullen beide partijen onderhandelingen beginnen, indien in een door China met een ander land getekende Overeenkomst een vermogenswinst, zoals bedoeld in het vierde lid van Artikel 13 in China van belasting is vrijgesteld, teneinde te bespreken of deze vrijstelling ook van toepassing zal zijn op inwoners van Nederland.

X.  Ad Artikelen 18 en 19

Het is wel verstaan dat de bepalingen van het tweede lid van artikel 18, de bepalingen van onderdeel a van het eerste lid, en van onderdeel a van het tweede lid van artikel 19, Nederland niet beletten de bepalingen van onderdelen a) en b) van het eerste lid van artikel 23 van de Overeenkomst toe te passen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Beijing, de 13de mei 1987, in tweevoud in de Nederlandse, de Chinese en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. In geval de Nederlandse en de Chinese tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst beslissend.

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden,

H. VAN DEN BROEK

Voor de Regering van de Volksrepubliek China,

WU XUEQIAN

Deel deze pagina

Laatste update op 08-10-2014
Artikel gemaakt op 05-08-2013
Dit artikel (of blog of voorbeeldovereenkomst) is met aandacht en zorgvuldigheid geschreven, maar bevat informatie van algemene en informatieve aard. De informatie in dit artikel kan, afhankelijk van de omstandigheden van uw specifieke geval, niet of verminderd van toepassing zijn. De informatie in dit artikel dient derhalve niet als fiscaal/juridisch advies te worden beschouwd. Jongbloed Fiscaal Juristen N.V., haar medewerkers en of haar vestigingen/deelnemingen aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van de informatie uit het artikel.
U bevindt zich hier : Jongbloed Fiscaal Juristen Landendesk Belastingverdragen Belastingverdragen China China 1987

Jongbloed Fiscaal Juristen - Disclaimer - Zoeken - Sitemap